Roofblij

maandag 20 februari 2012 01:09 Gerrit van Middelkoop
Afdrukken

Ik snap niet wat er nou zo aantrekkelijk is aan dat gevliegvis van jou”. Elke gedreven vliegvissers krijgt de vraag vaak te horen, ik in ieder geval regelmatig. En ik probeer soms nog antwoord te geven ook, maarre…. meestal tevergeefs. “O is dat leuk dan, dat gezwiep, vissies vangen die je weer direct terug gooit? Jachtinstinct????” Je hoort het ze denken “Doe effe normaal, mislukte oermens”.

Ach wat kan het mij ook schelen, lekker naar de rivier achter de windes aan!
Maar dat viel dus vies tegen deze zomer. Ik ving bar slecht en werd er nog chagrijnig van ook. Door de droge lente waren er voor de windes bijna geen insectenlarven te vinden langs de ondiepe rivieroevers.
Met als gevolg geen spannende zichtvisserij langs Lek en Waal dit jaar. Af en toe een mooie vangst in een 6 tot 8 uur vissen is toch wel mager. En blijkbaar voor mijn drive helaas dus ook belangrijker dan ik toe wilde geven. Zo eind augustus moest ik dat toch maar accepteren en ging op zoek naar een alternatief.

Vismaat Jan is wat minder kritisch en vermaakte zich kostelijk met de zwermen mini-roofbleitjes die de ondiepten bevolkten. Dat was leuk voor een uurtje, vooral als ze af en toe kieskeurig en voorzichtig waren. Dat viel soms niet mee, aanbeet na aanbeet maar geen hangers. Moest je gewoon even stoppen met strippen en dan hingen ze opeens wel. Waarschijnlijk geven roofbleien hun prooi vaak eerst een klap en komen daarna op hun gemak de versufte visjes opschrokken.

Het deed me denken aan toen we met vliegvissen begonnen, op kleine voorntjes moet je het leren…… Ze zijn zo talrijk dat je oeverloos kunt experimenteren tot de juiste tactiek of vlieg gevonden is. Zou dat ook lukken met roofblei? Die grote jongens zien we vaak jagen aan de oppervlakte in stroomnaden, maar vangen dat is nog een hele uitdaging.

Ik werd op mijn wenken bediend op onze favoriete herfst-baarsstek. De rivier stroomt daar hard langs de kop van een krib en benedenstrooms vormt zich een prachtige “neer” die bij de kop van de krib weer terugdraait in de hoofdstroom. En vlak daaronder ligt een schuine overgang van kniediep water naar drie meter diepte. De baarzen liggen daar in de herfst hun kans af te wachten totdat de kleine visjes in de zuiging van passerende boten de hoofdstroom worden ingetrokken. Alleen waren er dit jaar geen baarzen maar roofbleien!

Begin september trof ik zo’n topdag: negen roofbleien tussen 40 en 60 cm klapten als een blinde op mijn streamertjes. Lijkt niet zo groot, maar wel als je vist met een “windedrietje” en puntje 16/00. Die 60 cm vissen trokken af en toe mijn hele #3 lijn eruit en dat is topsport, vooral als ze over de stroomnaad heen zijn gezwommen.

Een dag later was de situatie volkomen anders: helder weer met veel zon. Ik kreeg alleen af en toe wat tikken op mijn vliegen. Vreemd, die vis ligt er vast nog, maar eens wat trucjes uitproberen! En ja hoor: bij de volgende zachte “pull” stopte ik met strippen waarna de lijn binnen drie seconden strak liep en ik een 50er kon drillen.

Die stek was dus echt een roofblei topper geworden, ik ging ernaar toe en wist vrijwel zeker dat ze er zaten.
Dus: Geen beet = experimenteren totdat de goede vlieg of tactiek voor die dag is gevonden.
En dat was me toch inspirerend en uitdagend! Ik stond een keer kniediep tussen de neer en de krib en viste tegen de hoofdstroomnaad.
Weinig aanbeten en ook regelmatig vlieg wisselen bracht geen succes. Na het uitvissen van een worp maakte ik een rolworp om de vlieg weer in de lucht te brengen. De vlieg komt vlak onder de oppervlakte naar me toe en een meter voor mijn voeten knalt een stevige roofblei op de streamer.
Krijg nou wat, ik sta blijkbaar midden in een school, want dat gebeurt daarna nog twee keer!
Sinds die dag storm ik die stek dus niet meer zomaar in. Eerst vanaf de kant het ondiepe water uitkammen en ondiep betekent dus ook 30 cm water, want daar ving ik ze dus ook regelmatig.

Stripsnelheid is ook zo iets, soms kan het niet snel genoeg gaan. Nadat de hotspot met een school vis is gelokaliseerd en ze er dan met zijn allen naar liggen te loeren maar alleen volgen, “pulls” geven en niet echt pakken, brengt de “superstrip” vaak succes.
Werp de vlieg in de school, laat afzinken, lijn goed strak en dan gelijktijdig met je lijnhand een maximale strip maken en met de hengel een volledige haal van voor naar achter maken.
Alleen bereik je achter meestal niet, want dan hangt er al één voordat je halverwege bent. Maar ook formaat of kleur vlieg is vaak de cruciale factor. Goudkleurige kleine nimfen, zwarte “natte patricks”, 10 cm lange witte streamertjes en poppertje, alles bleek op zijn tijd te werken.

Toen kwam eind oktober met een paar koude nachten en was het feest afgelopen. De kleine prooivis vertrok van de ondiepten en de magische stek was weer gewoon een stukje van die kilometers lange honderd+ meter brede rivier. Ook op twee andere naburige goede stekken was het helemaal gebeurd.
En ik had nog zoveel nieuwe ideetjes om uit te proberen in mijn “roofbleilaboratorium”!

Al met al dus toch nog een fantastisch zomerseizoen, waarin ik met plezier veel heb bijgeleerd, over vissen en mezelf:
- routine/ervaring is blijkbaar niet altijd een voordeel
- experimenteren is vééééél leuker dan “niet vangen chagrijn”
- van kleine “vissies vangen” kun je veel leren
- onze rivieren zijn roofbleischatkamers

Komend seizoen ga ik achter die grote jongens in de hoofdstroom aan.
Het drietje wordt ingewisseld voor een 5/6 switch hengel.
En die streamers, ik ben toch zo benieuwd hoe die uit zullen zien na een nieuw seizoen experimenteren.

Oftewel ROOFBLIJ!

 

Roofblij1

Laatst aangepast op zaterdag 25 februari 2012 10:24