Als ik artikelen lees over vliegvissen, dan bekruipt mij het gevoel, dat er iets niet helemaal klopt bij mij. De artikelen gaan vaak over ver en heel ver en groot en nog veel groter.
Dit sluit niet zo erg aan bij mijn manier van vliegvissen.
Als voorbeeld wil ik een zomerse dag beschrijven van het afgelopen jaar.
’s Ochtends vroeg na het opstaan en de krant bedacht ik, dat ik een paar hele kleine vliegjes wilde binden (Best goed idee voor een vliegvisser). Als ik wel eens wat water uit de sloot bij mijn woning bekijk, dan zitten daar vooral heel kleine beestjes in. En indachtig een oud spreekwoord met kleine variatie, wat de boer kent, dat vreet ie, denk ik dat dit ook voor vissen geldt.
Aan de slag. Een mini-sedge op haakje 20. Meteen uitproberen, maar daar hadden ze geen zin in.
Daarna een telemarkskongen op haakje 20. Volgens mij is de telemarkskongen een hoogst ondergewaardeerde vlieg. Ik zie er nooit iemand mee vissen, terwijl het zo’n fraai, kleurrijk patroontje is. Als de vis er niet blij van wordt, dan in ieder geval ik zelf wel.
Natuurlijk ook meteen uitgeprobeerd.
Zoals bekend zitten vissen altijd in de buurt van moeilijk bereikbare plekken of aan de overkant van de sloot.
Ik stond wat te knoeien bij mijn achterdeur buiten, aan de slootkant. Ik kreeg vanwege de geringe ruimte mijn lijn moeizaam op lengte. Maar met een soort rolworp belande mijn mooie kleine vliegje op ruim een meter van een plompenblad, minivliegje, miniplonsje. Tot mijn verbazing zag ik een miniboeggolfje vertrekken vanaf het plompenblad en een klein beweginkje van mijn leader toonde aan, dat er iets gebeten had. Aanslaan hoefde niet echt en kon ook niet, want dan zou de vangst waarschijnlijk op het dak van mijn huis belanden (een woonboot).
Het resultaat was dus: een minisnoekje, juist 10 cm.
Om mijn geluk niet verder op de proef te stellen ben ik meteen gestopt met vissen en heb een groot deel van de dag genoten van mijn succes.
Telkens als ik hier aan terugdenk, of als ik het aan anderen vertel, verschijnt er een grote glimlach op mijn gezicht en geniet ik opnieuw.
Moraal van dit verhaal: wie het kleine eert, kan ook lol hebben. Maar dat zie ik om me heen niet zo vaak terug, zeker niet in de geschreven literatuur over vliegvissen.
Telemarkskongen. (De goede waarnemer ziet op de achtergrond een splitcane van Kees ☺).
Het snoekje.
Inderdaad, Kees, wie het kleine niet eert, is het grote niet waard. Ruisvoorns willen ook wel eens met een boeggolf je nimf komen halen, ook deze vis van toen staat op mijn netvlies gebrand.
In Japan is het een volkssport om met minihengeltjes van dure makelij een zo klein mogelijk visje te vangen, Tanago-vissen op Japanse bittervoorns, de Tanakia tanago. Met mini hengeltjes en haakjes die onder een vergrootglas worden geslepen.
Ook in Nederland vind je dus beoefenaars van deze vorm van onze hobby.