Logo

"De wereld is een schepping van de duivel, van Mefistofeles

Het bewijs voor deze stelling is de polder van Eemnes"

Het zijn de eerste twee regels van een droevig lied van Hans Dorrestein. Het lied is van nog veel grotere treurnis dan die eerste regels doen vermoeden en waarschijnlijk zie je daarom nooit vliegvissers in Eemnes.

Ikzelf kom er graag. Vanuit mijn woonplaats Hilversum is het een kwartiertje rijden en ik voel me er altijd vrolijk. De polder ligt tussen het Gooi en de Eem - de enige rivier die in Nederland ontspringt én uitmondt. De polder is overzichtelijk klein met veel viswater. De Vaart (met aan de kop het stoomgemaal) vormt de oude verbinding tussen de Eem en de stad Eemnes. Op de Vaart komen verschillende prachtige weteringen uit. Voor de meeste moet je over land van de boer, alleen is vanwege de ruilverkaveling niet meer te begrijpen welk land bij welke boer hoort en wie je dus om toestemming daarvoor moet vragen. Jammer. Gelukkig liggen voor mij de grootste bekoringen van de polder aan de zomerdijk. Toen het IJsselmeer nog een zee was die lekker kon spoken, had de polder van Eemnes vaak natte voeten. Eemnes ligt achter de Wakkerendijk. Deze hield het water tegen als de Zuiderzee het echt op z'n heupen kreeg. Een stuk polder inwaarts ligt de zomerdijk, met het formaat van een flinke verkeersdrempel. Wassend water had daar weinig moeite mee en het gebeurde regelmatig dat de zomerdijk doorbrak. Achter een breuk kon zich een waai vormen; een diep gat waar het water in bleef staan. Later herstelde men de dijk keurig om zo'n waai heen en na verloop van een aantal doorbraken slingerde de dijk zich vrolijk door het landschap.

De waaigaten zijn er nog altijd; een stuk of veertien. Grote, kleine, de een dichtgegroeid, de ander juist niet. De waaien liggen als het ware aaneengeregen van zuidoost naar noordwest, onderling verbonden door brede sloten. De waaien zijn goed toegankelijk en het water heeft een redelijk doorzicht. Ik test er nieuwe vliegjes uit. Of ik oefen het werpen - dat kan daar zonder gêne want er is verder toch nooit iemand. Je hebt wel gezelschap van onder meer grutto, lepelaar, zilverreiger, ijsvogel en bruine kiekendief. En de waaien bieden prima vismogelijkheden. Goed, de karper komt er in reusachtige formaten voor en in sommige waaien schijnt het te wemelen van de zeelt - ik ken karper noch zeelt goed genoeg om te kunnen vangen. Maar baars zit er ook, en voorn: véél voorn. En waar voorn zit, zit snoek. In dit water gaan de snoeken tot over de meter (1.03 mtr zelf gemeten).

Als je bij het marinehuisje de polder in gaat (Volkersweg, richting het veerpontje naar Spakenburg) kun je je auto parkeren op de zomerdijk en dan links het land intrekken. Dit stuk polder is tegenwoordig in bezit van Natuurmonumenten en vrij toegankelijk. Je kunt meteen als je het hek door bent al beginnen met vissen, maar je kunt ook nog even doorlopen naar de dode boom. Daar ligt de eerste grote waai met behoorlijke snoek. Vanaf dat punt vis je in noordelijke richting verder, gewoon het water volgend. Zorg voor een drijvende lijn want het is nergens dieper dan een flinke meter. Met je AUHV vispas en bijbehorende lijst van viswateren mag je er overal vissen (behalve in de Vaart) en vanaf 14 september tot 1 maart ook op snoek. Je kunt als je wilt een hele lange dag bezig zijn en doorvissen tot aan de Meentweg richting Huizen. Dan heb je wel de zolen uit je schoenen gesloft. En heel veel snoek gevangen natuurlijk.

Dan terug naar de auto. De weidsheid van de polder overzien en met een brede lach op je gezicht zomaar een liedje van Hans Dorrestein neuriën.

Peter Post