- Details
- Geschreven door: Tim de Wit
- Categorie: Scandinavie
Afgelopen september ben ik al weer voor de zevende keer in vijf jaar naar Denemarken geweest om te vissen op mijn favoriete vissoort: de zeeforel. Alhoewel deze vissoort (mede vanwege het actieve deense uitzetbeleid) inmiddels al vrij algemeen langs de nederlandse kustlijn voorkomt, is Denemarken toch nog steeds het land bij uitstek voor de zeeforel. In dit stukje zal ik enkele tips geven voor het vissen op zeeforel in Denemarken.
De meest bekende (en de mooiste) stekken voor zeeforel zijn te vinden op het eiland de Funen, tussen het vaste land van Denemarken (Jutland) en Seeland (het eiland van Kopenhagen). De Funen is een prachtig eiland van 80 bij 80 km met maar liefst 1000 km aan kustlijn met glashelder en relatief ondiep water, wat het perfecte biotoop vormt voor de zeeforel. Vaak tot honderden meters uit de kust is het er slechts enkele meters diep en de zandbodem wordt op vele plekken onderbroken door stenen, velden met zeegras en grote wierstroken (de voor de Funen kenmerkende "luipaardbodem"; zie foto), waar de zeeforel jaagt op kleine visjes, zagers en garnaaltjes.
Typische Fuunse luipaardbodem...dit zijn de plekken!
Afhankelijk van de tijd van het jaar is de zeeforel op zoet of op zout water te vinden. In het najaar trekken de meeste grotere vissen richting de monding van de rivier waar ze zijn geboren. Let er op dat het hele jaar door binnen een straal van 500m vanaf riviermondingen niet mag worden gevist! Stel je bij deze riviertjes overigens niet teveel voor; deze zijn vaak slechts enkele meters breed! Na voldoende regenval zullen de forellen de rivieren optrekken en gedurende de herfst/winter paaien. In het vroege voorjaar zwemmen de afgepaaide vissen terug naar zee, waar ze proberen zo snel mogelijk weer op krachten te komen. In deze periode zijn ze absoluut niet kieskeurig en zijn dan ook op bijna alles te vangen. Deze afgepaaide vissen zijn helaas vaak erg mager en in slechte conditie.
Als het water in de winter of vroege voorjaar nog maar enkele graden warm is, worden vaak erg felle en opvallende vliegen gebruikt, om agressie op te wekken bij de vis. De bekendste twee vliegen voor deze periode zijn de juletræet (deens voor kerstboom) en de polar magnus. Deze laatste vlieg is een variatie van de nog veel bekendere garnaalimitatie, de magnus, waaraan een knalroze kraag-hackle wordt toegevoegd.
In maart/april kun je het treffen dat op bepaalde plaatsen de zagers aan het paaien zijn. Voor zulke momenten is het erg belangrijk om altijd een paar zagerimitaties bij je te hebben! In deze periode maak je over het algemeen de hele dag door kans op zeeforel.
In de loop van april/mei warmt het water steeds meer op en komt het waterleven weer op gang. Aan de kant, tussen het wier en de stenen krioelt het dan van de kleine visjes, garnaaltjes en vlokreeftjes. Het water is dan ongeveer tussen de 5 en de 10 graden. Probeer in deze periode altijd de stekken op te zoeken met een aanlandige wind! Het door de voorjaarszon opgewarmde water drijft vanwege zijn lagere dichtheid op het koudere zeewater en zal op deze plekken naar de kant worden geblazen. Warmer water betekent ook meer activiteit van het waterleven, waardoor deze plekken erg interessant zijn voor de zeeforel. Temperatuurverschillen tussen visstekken van slechts een graad kunnen al het verschil betekenen tussen je klem vangen of keihard blanken, dus neem altijd je waterthermometer mee en let goed op de wind! Het is in deze periode dan ook heel belangrijk om niet te lang op 1 plek te blijven. Al wadend/lopend langs de waterkant vis je in 1-1.5 uur de stek af. Als je dan nog niets gevoeld of gezien hebt, stap dan maar in de auto voor de volgende stek. Zoals gezegd is zeeforel in het voorjaar niet zo kritisch wat vliegen betreft.
Klassieke zeeforelvliegen zijn bijvoorbeeld de magnus, grå frede, mysis en fyggi; deze mogen best vrij fors zijn (haakmaat #6 of #4). Een recente nieuwkomer die momenteel erg populair is in Denemarken is de spey garnaal (Pattegrisen, pink pig), een garnaalimitatie die wordt gebonden met speyhackle (zie foto). Zelf ben ik een echte "believer" van deze vlieg en het gebeurt dan ook zelden dat deze niet aan mijn tippet zit. Mijn grootste zeeforel tot nu toe (70 cm) heb ik hierop gevangen..
De Pattegrisen.. een echt toppertje!
Zodra de temperatuur van het water verder oploopt (mei/juni), begeeft de forel zich overdag verder uit de kust, waar het water nog relatief koel is. Een (zee)forel is namelijk erg kieskeurig wat betreft watertemperatuur. In deze periode is het aan te raden om je vooral te richten op de ochtend en avond visserij. Nog later in het seizoen, tijdens de zomer, wordt het water zelfs zo warm dat je puur bent aanwezen op nachtvisserij. De beste vliegen zijn dan grote oppervlakte-vliegen, zoals de "sigaar" of poppers.
Vanaf eind augustus koelt het water weer wat af en worden de ochtenden en avonden weer optimaal. In het najaar maken de meeste vissen zich weer op voor de trek naar de rivieren. Deze zijn herkenbaar aan hun prachtige goudkleurige paaikleed. De achterblijvers zijn dan nog steeds zilverkleurig. In de herfst worden vaak kleinere vliegen (haakmaat #8 of #10) gebruikt dan in het voorjaar, omdat de zeeforel dan een stuk kieskeuriger is.
Voor de kustvisserij op zeeforel wordt meestal een AFTMA #6-7 hengel gebruikt, maar bij harde wind is een #8 soms geen overbodige luxe. Het water is op de meeste plaatsen erg ondiep waardoor 90% van de tijd kan worden volstaan met een drijvende WF lijn. Bij veel golfslag kan een intermediate lijn nodig zijn om je vlieg op de juiste diepte te krijgen en feeling met je vlieg te houden. Slechts enkele stekken op de Funen zijn geschikt om met zinklijnen te vissen; dit is alleen zinvol op plaatsen met harde stroming en/of diep water (bijv in de Kleine Belt rondom Middelfart). Er kan worden gekozen voor een normale lijn of een schietkop. Zelf ben ik erg te spreken over schietkoppen, omdat je met minimale inspanning grote afstanden kunt werpen, zelfs tegen harde wind in. Zorg overigens altijd voor zo'n 100 meter backing op je reel, voor het geval je die kneiter van 80+ haakt.
Als voorslag neem ik een 9 voets getrokken leader met een 1x tip. Hieraan knoop ik een (vrijwel) onverzwaarde kleine garnaalimitatie op haakmaat #6-10. In de haakbocht knoop ik dmv een geborgde halve bloedknoop een stukje 2x fluorocarbon. Zo'n 60-100 cm onder het kleine garnaaltje knoop ik een verzwaarde vlieg. Voor deze vlieg is een magnus erg geschikt, of een Pattegrisen. Uiteraard kun je ook met slechts 1 vlieg vissen, maar ik ben er inmiddels van overtuigd dat je door die tweede vlieg aanzienlijk meer aanbeten krijgt. Frappant genoeg vang je toch de meeste vissen meestal maar op 1 van beide vliegen (de grootste garnaal). Leuke uitzondering was afgelopen vistrip, waarbij de grootste zeeforel (57cm) werd gevangen aan het kleine bijvangertje. Knoop verzwaarde vliegen overigens altijd (ook in nederland!) aan een lusje in plaats van rechtstreeks aan de lijn; hier wordt vaak de rapala knoop voor gebruikt. Hierdoor kan je vlieg veel vrijer door het water bewegen en in geval van een kopzware vlieg (kettingoogjes) krijg je een soort jig-effect, wat echt heel erg goed werkt voor forel.
Met de vliegenhengel is het zeer aan te raden om wadend te vissen. Voordat je het water instapt is het wel zaak om de kanten eerst goed uit te vissen, want zeeforel zwemt soms op nog geen meter uit de kant, waar slechts 30 cm water staat. Het is dan ook meer dan eens gebeurd dat ik, terwijl ik tot m'n middel in het water stond, achter me zeeforel zag jagen! Bij zeer lage waterstanden (zoals bijvoorbeeld afgelopen voorjaar vanwege een hogedruk gebied) kan het echter toch voorkomen dat verre worpen (>25 m) benodigd zijn om bij de vis te komen. Tijdens het vissen is het verstandig om regelmatig te wisselen met stripsnelheid en de manier van strippen. Bijvoorbeeld korte/lange snukjes of lange halen met een versnelling aan het eind van de strip. Wat ook erg effectief kan zijn is het strippen met twee handen, terwijl je je hengel onder je oksel klemt; hiermee kun je de vlieg met een constante (hoge) snelheid binnenstrippen. Bij "jig-vliegen" krijg je het mooiste effect als je met (lange) halen binnenstript, met een korte pauze tussen de strips. Mocht het voorkomen dat de wind compleet gaat liggen en het zonnetje ook nog volop schijnt, dan is het verstandig om te switchen naar kleine onverzwaarde garnaalimitaties, zoals de glas mysis, die met achtjes worden binnengevist. Tijdens het vissen krijg je vaak volgers achter je vlieg aan. Meestal merk je dat aan een kolk vlak onder je top, zodra je de vlieg uit het water tilt. Soms zie je de forel er op afstand al achteraan zwemmen, of voel je af en toe wat "wier" aan je vlieg. Kort pauzeren met strippen, of juist versnellen is dan vaak de truc om een aanbeet uit te lokken.
Mocht je van plan zijn om het ook eens op de zeeforel te gaan proberen, dan is het zgn "117 stekken" boekje erg aan te raden. Dit boekje en nog veel meer nuttige informatie is te vinden op http://www.seatrout.dk. Een prachtige 4-delige DVD-serie, met daarin een schat aan informatie is te vinden op http://www.salar.dk; hier worden o.a. onderwaterbeelden van de fuunse kust getoond waarmee het gedrag van de zeeforel beter kan worden begrepen (neem overigens wel de duitse versie). Verder ben ik uiteraard altijd bereid om vragen te beantwoorden! Tijdens de bindavonden van 7 december en 4 januari zal ik op de club mijn favoriete zeeforelvliegen voorbinden. Hopelijk tot dan!
Tim de Wit
- Details
- Geschreven door: Peter Post
- Categorie: Scandinavie
In september heb ik de Glomma Workshop gevolgd. Een workshop van een week waarin je leert vliegvissen in de harde condities van Noorse rivieren. Als je van lekker eten en drinken houdt of als je prijs stelt op het comfort van een hotelletje, dan is dit overweldigende land misschien niet de beste keuze. Je kunt er ook beter niet heengaan als je het water in Duitsland of België al hard genoeg vindt stromen. Ben je daarentegen een buitenmens en bestand tegen leegte, stilte en rauwe schoonheid met geweldig water, dan is Noorwegen een absolute aanrader. De Glomma en de Folla zijn twee van de rivieren die we tijdens de workshop bezoeken. Nederig in een machtig landschap vang je de ene na de andere vlagzalm (en in september sporadisch een wilde forel). Je kunt fantastische resultaten halen, als je weet hoe. En dat leer je tijdens de workshop.
Informatie over de workshop 2010 kun je aanvragen via
Daar sta je dan klein te wezen en groots te vangen.
Zestien mensen, vier groepen
De workshop belooft vlagzalm aan alle zestien deelnemers. De cursisten kennen elkaar niet en worden in vier groepen opgesplitst, waardoor er veel persoonlijke tijd en aandacht kan worden gegeven aan elke deelnemer. Dat is prettig; iedereen heeft immers andere skills en een eigen niveau. Ikzelf kom bij drie zeer plezierige mensen terecht. Het is de bedoeling om met z'n vieren een week lang op te trekken. Dat wil zeggen: een hut delen, de workshop volgen, eten, reizen, alles. En dat lukt wondergoed; we kunnen het uitstekend met elkaar vinden. Het is een bijzonder talent van de organisatie dat ze de juiste mensen met elkaar laten optrekken.
Neusje van de vlagzalm op vliegvisgebied
Aan alle onderdelen van het vliegvissen (casten, entomologie, binden, het lezen van water) wordt uitgebreid aandacht geschonken. Voor al die aspecten zijn er Nederlandse instructeurs – en niet de minste: Bas de Bruin (EFFA master) Wim Alphenaar (vliegbinder en innovator) en Erik van de Hoek (beter bekend als Erik de Noorman). Zij worden bijgestaan door een drietal Noorse gidsen en de (Nederlandse) eigenaar van de camping die de workshop organiseert.
Vlagzalm in de hand
Leren in de ochtend
Zo half september kan het in Koppang 's nachts al vriezen. De nachten en ochtenden zijn koud en het water van de rivieren is dat ook zodat geen insect het in zijn hoofd haalt te gaan uitkomen. Pas als de zon flink schijnt zie je vanaf het middaguur eendagsvliegen en sedges ronddolen boven en rond het water. Aan het eind van de zomer kun je vanaf het middaguur lekker vis gaan vangen. Dat heeft als voordeel dat de workshop zich in de ochtend kan bezighouden met theorie: beestjes nabinden die je in de rivier onder stenen hebt gevonden. Je werptechniek verbeteren en de reach, bow, switch cast en parachuteworpen leren toepassen. Talloze nimftactieken en -technieken aanleren. Elke van de vier groepen volgt gedurende de week een eigen programma waarin dat alles aan bod komt.
In de rivier
Toepassen in de middag
Vanaf 12.00 uur ga je op pad. Een Noorse gids brengt je op de mooiste en visrijke plekken die je als gewone sterveling nooit zult kunnen vinden. Wat een geweldige plekken heb ik in die week bezocht. Snelstromend, brede stukken, diepe pools, peuter- en pielriviertjes. Dus op de plek aangekomen: hup de rivier in, maar niet eerder dan nadat je goed gekeken hebt wat er gebeurt op het water, waar de stromingen zich bevinden en waar je vis kunt vermoeden. Daarvan gaan je resultaten fors omhoog. Het leukste is het wanneer wat je in de ochtend hebt geleerd ook echt blijkt te werken. Dat je ervaart dat je reach en bow cast stromingen opheffen wat een langere vrije drift voor je vlieg oplevert. Dat de vanochtend gebonden para dun de juiste keuze blijkt. Of dat die kinky roze glimnimf van Wim Alphenaar die hij na langdurig onderzoek heeft ontwikkeld inderdaad je hengel tot in de kurk van het handvat doet krommen.
Vlagzalm op Noors water
Water zoals de Glomma is groot. Het stroomt hard en heeft een stevige waterdruk, zodat de verplichte waadstok geen overbodige luxe is. Er zijn echter ook veel kleinere rivieren en beken waar je juist moet kruipen en sluipen - je waadpak wordt dan nauwelijks vochtig. En overal is vlagzalm te vangen. De vlagzalm is, zoals de naam doet vermoeden, een salmonide. Een sublieme sportvis die echt leuk wordt vanaf vijfendertig centimeter en spectaculair boven de veertig. Oersterk, lekker en prachtig met hun vlammende hoge rugvin. Zelf had ik er voor de workshop nog nooit een gevangen, maar nu heb ik ze gezien met vinnen in de mooiste kleuren: rood, blauw, naar groen toe, gestipt, gestreept. Het slijm van de vlagzalm doet qua geur denken aan tijm – niet voor niets is de Latijnse naam van het beest Thymus Thymus. En inderdaad: iedere deelnemer heeft ze gevangen, meestal in grote hoeveelheden.
Zo prachtig zijn ze (met dank aan Bas de Bruin)
Bagage
Als je de Glomma Workshop hebt gedaan, heb je de nodige skills waarmee je beter dan ooit uit de voeten kunt op (sterk) stromend water. Je bent in staat een rivier te lezen. Je kijkt beter naar wat er op en in het water gebeurt en je weet waar je op moet letten. En je hebt genoten van misschien wel het beste dat het vliegvissen in Europa te bieden heeft. Ik had echter ook een probleem: het was erg moeilijk om afscheid te nemen van dit prachtige land en de fantastische rivieren - en ik had in die week nog maar een heel klein stukje gezien van alle vliegvisrijkdom. Wat een beleving. Vliegvissen in Noorwegen is alsof je je voortdurend in een prachtige reclamefolder bevindt. Alles lijkt te mooi om waar te zijn. Maar het is waar, en dat is nu het mooie.
Med vennlig hilsen, Peter Post
- Details
- Geschreven door: Johan de Rooij
- Categorie: Scandinavie
Dit jaar naar Noorwegen geweest met Pierre en Jan. Je kunt op vele manieren naar Noorwegen maar dit jaar dachten we eens comfortabel te gaan vanuit Kiel met Color Line. Deze vertrok om 14.00 uur, dus om 6 uur reden we uit Apeldoorn en dan ben je daar rond 12.00 uur en kun je nog even kopje koffie nemen. Tot aan Bremen ging het goed en toen kwamen we in de file, nou ja stilstaan, zo'n 3 uur dus en vervolgens de boot gemist. Dan maar doorrijden naar Frederikshaven, dus de heenweg toch 24 uur in die auto gezeten. Bij aankomst op de camping de spullen uitgepakt en dus nog steeds klaar wakker. Laten we maar lekker gaan vissen op een meer Hodalen, want de zon scheen volop en af en toe lekker in de zon gaan liggen soezen. Toch hebben we nog veel vlagzalm gevangen. De volgende dag naar de Glomma. Deze dag goed gevangen, vlagzalmen van 30 t/m 46 cm. Op een geven moment stond ik met Pierre te vissen en vroeg hem een foto te komen maken. Ik was net bezig met het scheppen van een vis. Deze vis was zo groot, dat Pierre riep " is dat een Snoek " Nee Pierre een vlagzalm. Op de rand van mijn net spuugt de vis de haak uit (weerhaakloos) Erg jammer want deze vlagzalm was zeker boven de 50 cm. Dat er ook mooie forellen zwemmen is hier op de foto te zien. Een forel van maar liefs 42 cm, gevangen met een 9 foot #4 met een tip van 14/00 met een c.d.c-vlieg op haakje 16.
De hele week goed weer gehad, veel zon met wat wind en af en toe een miezertje. Ik denk dat ik deze week wel 200 vissen heb gevangen. Als je voor het eerst gaat is het aan te raden een gids te nemen al is het maar voor twee halve dagen. Je hoeft niet te zoeken want op de camping is deze aanwezig hij heet Hein van Aar ( Ned ) is tevens de beheerder van de FLYONLY-ZONE........... Als je naar Noorwegen gaat is het aan te raden dat je je kleding goed sorteert, want het weer kan zomaar omslaan in Noorwegen. De hengels die ik bij mij had waren 9 foot 4 # t/m 6 # , de vliegen die ik gebruikte waren over het algemeen cdc en nimfen van haakmaat 18 t/m 14. Tip diktes van 14 t/m 18/00, want er zwemmen ook GROOTE Forellen in de Glomma. Deze azen vaak tussen de Vlagzalmen om hun eitjes (oranje nimf) Deze mogen de maat 16 t/m 10 zijn en vergeet geen muggen olie!!!!! Onze hut (Hytter) lag direct aan de Glomma met uitzicht op de bergen en de Glomma. De hut is voorzien van warm water en tweepits kookplaat, koelkast en magnetron.
Er zijn slaap-plaatsen en een douche. Het ziet er goed uit en wordt zeer goed schoon gehouden. In de omgeving zijn genoeg winkels voor boodschappen. Bij de meeste Shell pompen kun je goede hamburgers en lokale snacks krijgen. Ook leuk is een dag niet vissen en naar het dorp Raros gaan. Dit dorp is helemaal gerenoveerd en het oudste mijnwerkersdorp van Noorwegen, erg leuk om te bezoeken. Hieronder ziet u Pierre in actie met een mooie vlagzalm.
Hier ziet u Jan, de derde man van de groep in actie op een wel hele mooie stek waar zijn hengel wel heel vaak krom stond. In de hoofdstroom stonden grote vlagzalmen. Die dag stond er veel wind dus met een gids vlak bij de hand kun je vragen of hij een stek weet en die weet hij meestal wel. Ik ken Jan al heel wat jaren en ik vis ook al heel wat jaren met hem in Noorwegen. Jan van Zandwijk kan ook heel goed binden en zeker met cdc. Ik heb ook heel veel van hem geleerd. Moet zeggen dat deze trip een geslaagde visvakantie was. Ik heb veel met cdc vliegen gevist deze zijn zeer effectief gebleken.
Voor verdere informatie kun je op de site van de camping terecht en ook bij mij natuurlijk.
Info: www.kvannan.com
- Details
- Geschreven door: Jaap Waling
- Categorie: Scandinavie
Glomma-Morgana en hele erge Noren
Voor de zomervakantie van 2008 hadden we met vrienden afgesproken twee weken te verblijven aan het Femund-meer in Noorwegen. Het meer is groot, en het omringende gebied is deels een natuurpark. Veelbelovend dus. De heenweg zouden we voor de verandering eens door zuidwestelijk Zweden doen, door de provincies die aan Noorwegen grenzen. Ook veelbelovend. En in de laatste week zou ik met een heuse Noor wat gaan vissen op de Glomma.
Als je naar vanaf Kiel met de veerboot naar Zweden gaat en je wilt vanaf dag 1 een vakantiegevoel hebben: Mijd Hamburg en zoek je weg eens door Oost-Friesland. Rustig, landelijk en buitengewoon aardige Duitse gastvrijheid in de Gasthofjes langs de weg. En vergeet dan vooral niet de gerechten met asperges en nieuwe haring te proberen, want die Duitsers doen er veel meer leuks mee dan wij. We deden dit op de heen- en ook op de terugweg (want toen wisten we het succes immers reeds) en dikke kans dat we dit over een paar jaar weer herhalen. Westelijk van Hamburg gaat er een prima pontveertje en de oversteek is een welkome onderbreking van hoe dan ook heel wat rij-kilometers.
De veerboot naar Göteborg sla ik even over. Zuidwestelijk Zweden is een rustig en soms erg mooi gebied, met buitengewoon veel viswater, zowel meren, groot en klein, als nogal wat stroompjes. Bekijk de kaart maar eens en de schijn bedriegt beslist niet. Wij waren echter op doorreis, en daar ik niet puur op visvakantie was, besloot ik mijn tijd op te sparen voor de 2e en de derde week. Een paar aardige dagtrips maakte dat ik hier best nog wel eens opnieuw heen wil en dan ook wat meer doen met de hengel. Vanaf de streek van Vänern, Zwedens grootste meer, in het zudwesten, naar Femunden blijkt toch een rit van dik 650 km te zijn. Een beetje teveel rijden naar mijn smaak, maar veel wordt goedgemaakt door de omgeving, die per 100 kilometer noordelijker ook steeds mooier wordt.
Vanaf een zeker moment volgen we dan de Klarelva, die afkomstig is uit Noorwegen. Daar heet hij Trysilelva. Over de gehele lengte een aanlokkelijke rivier, wat wordt onderstreept door de herhaald opduikende parkeerplekken vanwaar je te water kunt om te gaan waden. Trysil heeft kennelijk al een naam bij ons Nederlanders, want langs de weg staat daar een groot bord met “De Koffie Is Klaar!” Denk nu niet gelijk aan Salau-achtige toestanden, want daar is het land aldaar gewoon te leeg voor en dat selecteert vanzelf zijn eigen publiek uit. Het laatste stuk rijden naar Jonasvollen, aan de westoever van Femund, geeft een voorproefje van de natuur straks: steeds sporadischer autoverkeer, en we moeten enkele malen stoppen omdat rendieren de weg versperren.
Een van de aardige dingen als je in die streek bent, zo in het midden van de zomer, is de korte nacht. Zeer handig als je je vakantie deelt met niet-vissers. Ik ging vaak pas tegen tienen de deur uit, om dan te vissen tot even na middernacht. Donker was het dan nog in het geheel niet, maar de volgende dag moest ik natuurlijk wel mee op voor de vakantietrip van die dag. Maar het viswatertje lag zowat naast de deur, dus na twee uurtjes kun je niet anders dan tevreden zijn, toch?
De vangst was echter zeer matig: alleen de plaatselijke knul ving elke avond zijn vlagzalmpje. Met die jongen heb ik wel op een van die avonden om beurten op de vis staan werpen gedurende een goed half uur. Kring van vis. Hij werpt. Kring, bij vlieg – geen beet. Nieuwe kring, een paar meter verder. Jaap werpt. Kring, bij vlieg – geen beet. Afijn, zo herhaalde zich dat een tijdlang, totdat het spel zich wat dichterbij ging afspelen, en ineens: hap / beet, bij mijn Jonasvolse visgenoot. Die bracht het beestje aan de kant en of ik dat ondermaatse beestje voor in de pan wou hebben. Noren: zeer geneigd tot opeten wat ze vangen. Beleefd, doch zeer beslist wimpelde ik dit af. Ik ben ook nog een avond met een boot wat verder het water op geweest, maar mijn hele arsenaal aan imitaties vermocht geen aanbeet af te dwingen. Maar ja, je bent wel op een prachtig water, waar de bergen aan de overkant alle nuances paars gaan kleuren in de steeds lager staande zon. Wie zeurt er dan nog over vis?
Na de slot-barbecue aan de waterrand kwam de dag van de trip terug Noorwegen in, naar Hamar. Om mij een pleziertje te doen maakten we onderweg een stop, en ik mocht kiezen waar. De passage van de Isterfossen, de overloop van het Femund meer en een zeer gewilde stek, van waaruit een waterstroom uiteindelijk de Trysilelva zal heten. Of ik daar wou vissen? Het leek me daar bij die stroomversnellingen net even te heftig. Een handvol kilometers stroomafwaarts leek het beter, en daar mocht ik even proberen. Ook hier stroomde het water nog hard zat, maar ik had het reuze naar mijn zin en verzilverde een van de vier aanbeten: een meerforel, niet groot, maar wel prachtig getekend. Na een goed uur moesten we weer door. Die Ments Havard Aassen, waarmee ik op vissen zou gaan, dat is een echte oer-Noor. Een hele erge. Geboren en opgegroeid in Trysil, ving zijn eerste forel toen hij nog geen vier was en vist met de vlieg sinds zijn elfde. Dus dat doet hij nu zo’n veertig jaar.
Hij zegt dat je het beste maar wat kunt aanrotzooien als je bindt, ‘als de verhoudingen maar een beetje kloppen’ – je kent dat wel - maar maakt ondertussen wel de mooiste kunstwerkjes, met de precisie van de schilderijen van, laten we zeggen, Carel Willink. Ik heb er ooit een paar van hem gekregen – zulke mooie vliegen, ik dúrf er niet eens mee te vissen. Staat vaak op foto’s met van die salmoniden die zo regelrecht uit de kanjerkoningcompetitie kunnen komen. Beviste reeds de wateren op zowat alle continenten. Aardig vismaatje, toch?
Ik voelde me toch wel wat schuchter om met zo’n type op pad te mogen. Zouden we elkaar wel wat te melden hebben? Zou die man niet alleen maar last van me hebben? Afijn, zijn Engels is prima en de conversatie hapert geen moment. Het ritje van Hamer naar de stek aan de Glomma duurt een dik uur en na de vergunningen te hebben gekocht en de laatste kilometertjes gereden, begint het echt. Voor degenen die het iets zegt: we zaten nabij het plaatsje Opphus, een kleine 20 minuten stroomopwaarts van Rena, op een eilandje in de rivier.
Eerst even het kanootje in elkaar zetten, want we moeten naar een eilandje varen. De waterstand is wat hoog, dus waden kan nu even niet. Peddelen wel. Frame van aluminium buizen in elkaar zetten, de lappen versterkte kunststof ertussen spannen, en ineens tekenen zich dan de vormen af van een ruime kano, met twee goeie zittingen voor relaxed peddelen, dus niet dat wankele getob op het knietje.
Spullen in de kano, uniform aan (= waadbroek en waadschoenen) en dan eerst het geheel nog een paar honderd meter voortslepen over een bospaadje. Een omgevallen boom nemen we met bijna speels gemak, zij het wel ten koste van veel zweet. We trekken de boot er met een paar soepele rukken overheen. Maar dan kunnen we te water. Wonder boven wonder zijn er nauwelijks muggen. Hond aan boord, en dan de paar honderd meter schuin stroomafwaarts naar het eilandje afleggen. Dat eilandje is een kleine 400 meter lang, en pakweg 50 meter breed: het is, kortom, rondom een en al visstek.
Hond: Ments heeft een Siberische husky als huishondje, Kayla, een wijfje van een jaar of 4, met zeer dominante karaktertrekken, wat haar onder deze soort tot een mannetjesputter maakt. Hoewel het getemde dieren zijn, staan ze zeer dicht bij de wolven,wat ook goed aan haar te merken is: ze blaft niet, maar huilt. Goed dat ik Dirk, onze eigen Jack Russell, hier niet bij heb. Ze luistert echter heel goed, zodat we er een perfect waakhondje aan hebben. Dat is ook haar functie bij Ments, want die woont ietwat afgelegen in de bush.
Eerst nog het bivak klaar maken, maar dat is uiterst simpel. We spannen tussen wat boompjes een stuk doek op van pakweg 3 x 3 meter. Daaronder zetten we onze rugtassen en de visspullen.
Ik kijk eens naar de lucht, en hoewel ik niet van poppestront ben, doe ik toch even een schietgebedje dat het niet zal gaan regenen als we onder dat flapje moeten overnachten. Mijn waadkleding mag dan prima in orde zijn, mijn slaapzak heeft geen waterdichte afdekking. Spannend.
Ik kan dan mijn hengel gaan klaar maken. Ments doet eerst nog een rondje over het eiland op te zien of er geen herten rondlopen. Kayla heeft namelijk nog zoveel jachtinstinct dat ze dan echt niet te houden is. Gelukkig, niets van dat al en Kayla kan lekker los haar eigen gang gaan.
Ments komt hier elk jaar enkele keren en kent het dus als zijn broekzak. Deze keer is de waterstand dus wat hoger dan gebruikelijk. Dat betekent dat we een vrij lange rij grote rotsblokken die in een iets dieper gedeelte liggen, niet kunnen bereiken. Dus ook die serie keerstroompjes niet waar zo goed bij te vangen valt. Jammer, maar er is water zat. Er is alleen maar water. En een goed bestand aan vooral vlagzalm, maar ook forel. Ments voorspelt dat we vooral vlagzalm zullen vangen: die reageren altijd op de vlieg. Forel is veel kritischer. Nou, het idee om hier mijn eerste vlagzalm te vangen stemt me buitengewoon vrolijk.
Het eiland ligt behoorlijk in het midden van de rivier, aan weerszijden is een stroomgeul die ruim breed is, en nu ook vrij diep. We kunnen dus helemaal rondom aan de gang, en als we zouden willen, hoeven we elkaar niet eens meer te zien. De gezelligheid maakt dat het zover niet komt; steeds zoeken we elkaar na een anderhalf uur even op voor een praatje.
Voor mij is die anderhalf uur ook wel een goeie grens, want het water stroomt stevig en de bodem daar is niet bepaald geplaveid. Heb je wel eens een schaatstocht van 70 kilometer gemaakt terwijl je maar gewend bent aan 20? Rijdend op hoge noren terwijl je gewend bent aan lage? Nou, zo ga je je met je polder-enkels ook voelen als je maar lang genoeg doorgaat met waden in een stug stromende Glomma met een beetje teveel water. Op een gegeven moment verdwijnt het gevoel compleet uit mijn enkels en het wadend vissen wordt dan wankelend tobben. Ik ben dus ook een keer gestruikeld. Gelukkig was het daar net wat ondieper, dus ik maakte nog net geen water, en wat er nat werd droogde in het late namiddagzonnetje en het briesje vrij snel op. De vliegendozen bleven ook nog net droog.
Kraakhelder is het water. Ook waar we er tot aan het kruis in staan, kunnen we goed de bodem zien. Heel verleidelijk is het dan om naar een steen net iets verderop toe te lopen die net iets ondieper lijkt te liggen. Om dan te merken dat die juist iets dieper ligt. Fata morgana op z’n Noors. Terug dan maar weer, naar waar ik wèl wat beter sta. Het maakt allemaal weinig uit, want de vis verjaag je hier niet gauw.
Avondeten: We komen met wat bivakvoer van de lokale buitensportzaak. Plus wat fruit, en een biertje. Prima kost. En vanavond, zegt Ments, nog een soupertje van vlagzalm. Twee van de vissen die hij inmiddels heeft gevangen heeft hij op een veilige hoogte aan een boomtak gestoken, en die gaan vanavond de pan in.
Eh, vlagzalmen, de pan in? Jazeker, in het pannetje. Noren, mensen: of je nou een half heuvelhillbilly local bent uit Jonasvollen of een welopgeleide cosmopolitische vliegvisser-fysiotherapeut uit Hamar: vis schijn je te vangen als moest je erop overleven, dus oppeuzelen is ook hier de boodschap. Maar eerst nog weer even de rivier op.
Ments blijft kalmpjes doorgaan met vangen. Vlagzalmen, en af en toe een forel. Zoals voorspeld.
En ik? Ik sta nog droog, hoewel ik een keer of 10 beet krijg, en tot drie keer toe de vis aan het wateroppervlak krijg om hem dan alsnog te verspelen. Eentje had ik al vlakbij, een beekforel en ik beging de domheid om mijn vliegenlijn al wat op orde te gaan brengen. Ik hou namelijk niet van rommel. De spanning op de lijn werd dus verwaarloosd en het beest wist zich alsnog los te rukken. Toen was ik een heeeel klein beetje boos op mezelf! Maar de aanbeten bleven toch met een gespreide regelmaat komen, dus ik viste vrolijk en onverdroten verder. Tegen de lamme strompelpoten mag ik de waadstok van Ments lenen. Handig dingetje, zeker voor als je dieper waadt. Voor de verlanglijst dus.
Daar het midden zomer is, kunnen we ook hier heel lang doorgaan met vissen. Echt donker wordt het pas na enen en licht wordt het alweer vanaf een uur of drie. Zo gaat dat als je in die tijd in die noordelijke breedtes zit.
Tegen tienen stoppen we en gaan de vlagzalmen de pan in. Die smaken opperbest. We kletsen nog wat na, met een whiskyborrel als slaapmutsje. Eigenlijk lullen we ons helemaal wezenloos, maar zo rond middernacht gaan we toch plat. Bang om ons anders morgenochtend te verslapen. Ments wou namelijk om een uur of vijf weer het water in.
Die Ments, die snurkt poddorie nog beter dan dat hij vist! Toch vat ook ik de slaap, om dan de volgende ochtend door het zonnetje gewekt te worden. Als eerste. Naast mij snurkt het nog. Echt vroeg is het al niet meer, het loopt tegen zevenen. We zouden om vijf uur al te water gaan, maar vooruit. Het weer lijkt heel aardig en wat wil een Hollander in de Glomma dan nog meer? Ik schiet in het uniform en nog geen kwartier later waad ik alweer door de rivier.
Al vissend kom ik toch een beetje in de buurt van die rij rotsblokken van die keerstroompjes, en ik waag me wat verder die kant uit. De combinatie van stroom en diepte is mij daar echter toch eventjes te gortig. Wel werp ik nog een aantal keren die kant uit, maar hoewel ik het dan wel aan weet te werpen, neemt de stroom de lijn zo direct mee dat daar van serieus vissen toch echt geen sprake is.
Het ontbijt dan. Spiegeleitje. Thee en koffie. We bespreken wat we gaan doen. Ments beveelt me de sedge weer aan en ik volg die raad op. Ik ga ietwat stroomopwaarts, in het diepere water. Door de breedte stroomt het echter rustig, maar wel met kracht. Het wateroppervlak is echter spiegelglad. Regelmatig zie je kringen op het water, en ook op werpafstand. Door zowel links als rechts te werpen is het bereik flink breed, en de kans op vangen navenant goed. Ik begin echter weer moe te worden in de benen en ik durf me niet al te vaak te wenden om linkse met rechtse worpen af te wisselen. Dat kost me zeker kansen, maar ik leg de prioriteit bij overeind te blijven. Af en toe krijg ik een aanbeet, maar ik verlies ze weer steeds.
Dan, tegen elven, besluit Ments te stoppen en de voorbereidingen te gaan doen voor de terugtocht. Hij gaat inpakken en alles naar de kant brengen, en komt dan terug om mij op te pikken.
Daar ik nog steeds de eerste vangst moet maken, besluit hij dat ik maar stug door moet vissen. Dan ook maar met een sedge van hem, zijn eigen vanger. Inderdaad, niet veel bijzonders die vlieg. Ik heb hem nu trouwens thuis, en ik vind het nog steeds niet veel soeps. Inmiddels is ook mijn werparm knap moe en ik merk dat ik moet oppassen om niet een oude blessure weer op te wekken. Ik moet proberen op de techniek te letten, en dan maar wat minder ver werpen. Je hoeft niet per se die kring op 25 meter aan te werpen, de beten komen heus ook van dichterbij.
Pats – Beet! Hee, weer een aanbeet. Leuk. Nu beter? Hangen! En nou zal die poddomme ook echt hangen ook. Hij hangt echt! Gaat goed tekeer, maar ik maak nu geen fouten, ook al ligt er nu zat lijnzooi voor een heel weefkleedje op het water. Redelijke vis en zo te zien een vlagzalm. Ik ga niet weer in de fout om het mooi te willen doen. Ik pak als de sodemieter mijn landingsnetje – zekerheid voor alles. Hup, erin die dinges. Mooi beestje. Ments, die inmiddels terug is, heeft het hele tafereel gezien en op de foto gezet. Zo, tien uur vissen voor één enkele ondermaatse vlagzalm. Ik schat hem zo in en voor mij reden om hem ook gewoon terug te zetten. Maar het is het waard. Ik bekijk hem nog even goed. Mijn voldoening is volkomen.
Dan is het tijd voor de tocht terug, dus nu alle handelingen opnieuw, maar nu in de omgekeerde volgorde: terugpeddelen stroomafwaarts, de boot de kant opslepen en dan weer een paar honderd meter naar de auto. Afbreken, opruimen. In de auto, op de terugweg, blijven we doorgaan met honderduit te kletsen. Ik krijg nog een dvd van hem met daarop werptechnieken voor op begroeid water, van Zweedse vrienden van hem. En een cd met de foto’s. Hij van mij het een en ander aan Belgische bieren voor bij het binden op de winterse avonden. Ik hoop dat zijn opmerking dat ik een volgende keer graag weer mee mag meer is dan de gebruikelijke beleefdheid. Ik heb hem al gewaarschuwd dat ik het zeker zal doen.
Een paar maanden later, weer thuis in Utrecht. Na een extreem drukke periode met mijn werk vlucht ik weer eens een uurtje naar mijn visspulletjes. Zo maar wat rommelen en dan in gedachten in die wereld vertoeven waar geen tijd is.
In mijn vliegenflapje zitten nog de vliegen waar ik mee heb gevist, toen, daar bij Opphus. Sindsdien heb ik de stok niet meer aangeraakt. Wel lag het flapje opengeklapt, zodat de vliegen, het waren er een stuk of 12, vrolijk op staken. Ik vind dat altijd wel een leuk gezicht en je kunt zo weer reconstrueren wat je toen hebt gedaan – voor die ene vlagzalm.
Ik vind dan, opeens, dat het tijd wordt om alles weer terug te doen in de vliegendozen waar ze uit zijn gekomen. Die nimfen daar, en die droge weer ergens anders. Ha, ook die herteharen sedge van Ments maar een plekje geven tussen mijn eigen bindsels. Inderdaad, als ik hem nog eens goed bekijk, het is niet veel bijzonders en ik had hem net zo goed zelf kunnen binden.
O jee, hij zit vast. Wat? Vast?
Ik kijk, en kijk nog eens, en jutter er wat aan, heen en weer: Blijkt die sedge toch een klein, doch verrekte netig weerhaakje te hebben!
Aha, dus komt hier soms een aapje uit het mouwtje? Ik moet maar heel gauw eens iets goed uitpraten met die man …..
P.S. Die sedge zit nog steeds vast in het vliegenflapje. Een knipoog, van een hele erge Noor.