- Details
- Geschreven door: Carlo Rutjes
- Categorie: Rivieren
Ik werk eigenlijk thuis vandaag om niet te veel gestoord te worden en wat meters te kunnen maken. Maar door de combinatie van schitterend weer en veel te lang niet kunnen vissen is de vangdrang niet meer te onderdrukken. Ik besluit zo snel mogelijk het hoognodige af te maken zodat ik het nog een paar uurtjes bij de rivier kan proberen. De winde staat nog steeds hoog op mijn lijstje. Ik ben wat de riviervisserij betreft nog echt een beginner en na twee eerdere pogingen staat de teller nog steeds op een geloste brasem, het moet er toch een keertje van komen. Bij het water aangekomen is het wel erg stil, zo glad als een spiegel en nauwelijks een briesje. Behalve een schooltje jonge vis af en toe is er helemaal geen leven te bekennen. Een uurtje later kom ik een clubje wilde koeien tegen dat in het water staat om verkoeling te zoeken. Een paar verveelde blikken kijken me aan. Ik kijk terug en ga even op de krib zitten voor een slokje drinken en een appeltje. Ineens is daar het tumult en een schooltje jonge vis schiet alle kanten op. Een vlot geviste natte patrick levert direct een aanbeet op. Mis! Een paar worpen later voel ik weerstand en een roofblei van pak hem beet 20 cm is het resultaat. Dan wordt het weer stil. Ik blijf nog wat rondhangen op de krib om te kijken of ik nog wat beweging kan ontdekken. Volgens mij bestaat het schooltje jonge vis dat zonet opgejaagd werd ook uit vooral kleine roofbleitjes. Dan valt mijn oog op tientallen exotische grondels die op de stortstenen rondscharrelen. Het water is glashelder en het is net of je in een aquarium kijkt. Hoe langer ik kijk hoe meer ik er tel, het zit er vol mee. De meeste zo groot als een vinger, maar enkele grotere exemplaren komen af en toe onder een steen vandaan om hun territorium te verdedigen. Omdat ik verder nog nauwelijks actie gezien heb bind ik voor de grap een kleine vlokreeftimitatie aan en plaats hem op een plek waar daarnet nog een grotere zwartbek zijn kleinere soortgenoten het leven zuur maakte. Van links en rechts komen wat kleintjes op de afzinkende vlieg af om hem te inspecteren. Dan schiet de bullebak als een schicht omhoog, grist de vlieg voor de neus van de rest weg om dan weer onder zijn steen weg te duiken. Een paar seconden later bengelt er een boze zwartbekgrondel voor mijn neus. Leuk! het formaat stelt niet veel voor maar wie het kleine niet eert... Volgende worp weer raak! zo vang ik in no time een vijftal vissies. Allemaal een klein handje vol. De windes ben ik al helemaal vergeten en ik heb alleen nog oog op het tafereeltje voor me. Ik probeer een aantal vliegen, wat goudkopjes, een buzzertje. Met een beetje rood er aan werkt het best. Ik freubel zo een half uur door. Uit voedselnijd proberen ze allemaal als eerste bij de vlieg te komen, maar het zijn steeds de grotere vissen die van onder een steen vandaan schieten en de vlieg resoluut pakken. In dat kleine stukje krib vang ik spelenderwijs nog een tiental grondels. Toch wel leuk die spielerei.
- Details
- Geschreven door: Gerrit van Middelkoop
- Categorie: Rivieren
Ik snap niet wat er nou zo aantrekkelijk is aan dat gevliegvis van jou”. Elke gedreven vliegvissers krijgt de vraag vaak te horen, ik in ieder geval regelmatig. En ik probeer soms nog antwoord te geven ook, maarre…. meestal tevergeefs. “O is dat leuk dan, dat gezwiep, vissies vangen die je weer direct terug gooit? Jachtinstinct????” Je hoort het ze denken “Doe effe normaal, mislukte oermens”.
Ach wat kan het mij ook schelen, lekker naar de rivier achter de windes aan!
Maar dat viel dus vies tegen deze zomer. Ik ving bar slecht en werd er nog chagrijnig van ook. Door de droge lente waren er voor de windes bijna geen insectenlarven te vinden langs de ondiepe rivieroevers.
Met als gevolg geen spannende zichtvisserij langs Lek en Waal dit jaar. Af en toe een mooie vangst in een 6 tot 8 uur vissen is toch wel mager. En blijkbaar voor mijn drive helaas dus ook belangrijker dan ik toe wilde geven. Zo eind augustus moest ik dat toch maar accepteren en ging op zoek naar een alternatief.
Vismaat Jan is wat minder kritisch en vermaakte zich kostelijk met de zwermen mini-roofbleitjes die de ondiepten bevolkten. Dat was leuk voor een uurtje, vooral als ze af en toe kieskeurig en voorzichtig waren. Dat viel soms niet mee, aanbeet na aanbeet maar geen hangers. Moest je gewoon even stoppen met strippen en dan hingen ze opeens wel. Waarschijnlijk geven roofbleien hun prooi vaak eerst een klap en komen daarna op hun gemak de versufte visjes opschrokken.
Het deed me denken aan toen we met vliegvissen begonnen, op kleine voorntjes moet je het leren…… Ze zijn zo talrijk dat je oeverloos kunt experimenteren tot de juiste tactiek of vlieg gevonden is. Zou dat ook lukken met roofblei? Die grote jongens zien we vaak jagen aan de oppervlakte in stroomnaden, maar vangen dat is nog een hele uitdaging.
Ik werd op mijn wenken bediend op onze favoriete herfst-baarsstek. De rivier stroomt daar hard langs de kop van een krib en benedenstrooms vormt zich een prachtige “neer” die bij de kop van de krib weer terugdraait in de hoofdstroom. En vlak daaronder ligt een schuine overgang van kniediep water naar drie meter diepte. De baarzen liggen daar in de herfst hun kans af te wachten totdat de kleine visjes in de zuiging van passerende boten de hoofdstroom worden ingetrokken. Alleen waren er dit jaar geen baarzen maar roofbleien!
Begin september trof ik zo’n topdag: negen roofbleien tussen 40 en 60 cm klapten als een blinde op mijn streamertjes. Lijkt niet zo groot, maar wel als je vist met een “windedrietje” en puntje 16/00. Die 60 cm vissen trokken af en toe mijn hele #3 lijn eruit en dat is topsport, vooral als ze over de stroomnaad heen zijn gezwommen.
Een dag later was de situatie volkomen anders: helder weer met veel zon. Ik kreeg alleen af en toe wat tikken op mijn vliegen. Vreemd, die vis ligt er vast nog, maar eens wat trucjes uitproberen! En ja hoor: bij de volgende zachte “pull” stopte ik met strippen waarna de lijn binnen drie seconden strak liep en ik een 50er kon drillen.
Die stek was dus echt een roofblei topper geworden, ik ging ernaar toe en wist vrijwel zeker dat ze er zaten.
Dus: Geen beet = experimenteren totdat de goede vlieg of tactiek voor die dag is gevonden.
En dat was me toch inspirerend en uitdagend! Ik stond een keer kniediep tussen de neer en de krib en viste tegen de hoofdstroomnaad.
Weinig aanbeten en ook regelmatig vlieg wisselen bracht geen succes. Na het uitvissen van een worp maakte ik een rolworp om de vlieg weer in de lucht te brengen. De vlieg komt vlak onder de oppervlakte naar me toe en een meter voor mijn voeten knalt een stevige roofblei op de streamer.
Krijg nou wat, ik sta blijkbaar midden in een school, want dat gebeurt daarna nog twee keer!
Sinds die dag storm ik die stek dus niet meer zomaar in. Eerst vanaf de kant het ondiepe water uitkammen en ondiep betekent dus ook 30 cm water, want daar ving ik ze dus ook regelmatig.
Stripsnelheid is ook zo iets, soms kan het niet snel genoeg gaan. Nadat de hotspot met een school vis is gelokaliseerd en ze er dan met zijn allen naar liggen te loeren maar alleen volgen, “pulls” geven en niet echt pakken, brengt de “superstrip” vaak succes.
Werp de vlieg in de school, laat afzinken, lijn goed strak en dan gelijktijdig met je lijnhand een maximale strip maken en met de hengel een volledige haal van voor naar achter maken.
Alleen bereik je achter meestal niet, want dan hangt er al één voordat je halverwege bent. Maar ook formaat of kleur vlieg is vaak de cruciale factor. Goudkleurige kleine nimfen, zwarte “natte patricks”, 10 cm lange witte streamertjes en poppertje, alles bleek op zijn tijd te werken.
Toen kwam eind oktober met een paar koude nachten en was het feest afgelopen. De kleine prooivis vertrok van de ondiepten en de magische stek was weer gewoon een stukje van die kilometers lange honderd+ meter brede rivier. Ook op twee andere naburige goede stekken was het helemaal gebeurd.
En ik had nog zoveel nieuwe ideetjes om uit te proberen in mijn “roofbleilaboratorium”!
Al met al dus toch nog een fantastisch zomerseizoen, waarin ik met plezier veel heb bijgeleerd, over vissen en mezelf:
- routine/ervaring is blijkbaar niet altijd een voordeel
- experimenteren is vééééél leuker dan “niet vangen chagrijn”
- van kleine “vissies vangen” kun je veel leren
- onze rivieren zijn roofbleischatkamers
Komend seizoen ga ik achter die grote jongens in de hoofdstroom aan.
Het drietje wordt ingewisseld voor een 5/6 switch hengel.
En die streamers, ik ben toch zo benieuwd hoe die uit zullen zien na een nieuw seizoen experimenteren.
Oftewel ROOFBLIJ!
- Details
- Geschreven door: Francesco Gentilli
- Categorie: Rivieren
Het begon zo'n 15 jaar geleden ongeveer, de belangstelling voor die grote rivier. Ik was al bekend met de visserij in de IJssel op brasem en voorn en gezien de gelijkenis van die twee grote rivieren wilde ik proberen of het ook in de Lek mogelijk was om met die zware nimfen iets te vangen. De resultaten waren toen zeer matig en na een aantal mislukte pogingen vond ik het welletjes. De Lek verdween voor een lange tijd in de vergetelheid. Maar enkele jaren geleden, aangemoedigd door interessante berichten op het internet over vangsten van windes (een van mijn favoriete vissoorten) in die mooie rivier, ging ik het weer proberen. Ik woonde toen al in Houten en binnen 10 minuten sta je dan aan de rivier. Even het dorp uit, de brug over het Amsterdam Rijnkanaal over, Schalkwijk helemaal uitrijden, de dijk op en dan ben je er. Vanaf de dijk heb je prachtige, wijde uitzichten op grazende koeien, schitterende ochtendnevels, overvliegende gakkende zwermen ganzen en die mooie, langzaam stromende watermassa. Het probleem was toen dat ik geen enkele aanwijzing had over waar en hoe. In de wetenschap dat de wateren die je het vaakst kan bezoeken en die je dus het beste kent de meeste kansen op succes bieden, begon ik mijn zoektocht zo dicht mogelijk bij mijn woonplaats. Zo richtte ik mij voornamelijk op de rechter oever ter hoogte van Culemborg, daar waar de pont heen en weer vaart. Ook de verschillende recreatieterreinen aan de rivier begon ik regelmatig te bezoeken.
Een gesprek met de veerman, een man die het maar raar vond dat ik met die dikke lijn viste, leverde op dat er op die plek veel vis zat en dat er maar weinig vissers waren die er aandacht aan besteedden. Karpers, snoekbaarzen, voorns, paling..... Maar of hij van windes wist? Nee! Daar wist hij niets van. Gezien mijn eerdere ervaring in de IJssel ging ik maar aan de slag en paste ik weer dezelfde techniek toe: lange leaders, flink verzwaarde nimfen en hier en daar de bodem aftasten. Na enkele vruchteloze sessies en enig zoekwerk begon ik de eerste successen te boeken. Langzaam maar zeker ontdekte ik op welke plekken de vis zich graag ophoudt, welke rol daarbij de stromingspatronen bij hoog en bij laag water spelen en bij welke omstandigheden je de meeste kansen op succes hebt. Ik ving over het algemeen brasems en voorns met soms enkele mooie baarzen en een keer ving ik zelfs 2 mooie snoekbaarzen die zich aan mijn goudkoppen hadden vergrepen. Maar waar bleven die windes waar ik van gehoord had en die ik zo graag wilde vangen? Misschien een kwestie van tijd en verder zoeken, of beter mijn oren spitsen tijdens gesprekken met andere vissers dacht ik, en ging gewoon verder met vissen. Maar de vangsten van windes bleven gewoon uit. Zoals vaak het geval is, als je ergens belangstelling voor hebt, kom je vroeg of laat gelijkgestemden tegen. Zo ontmoette ik Wilbert Goes van The Leader, die zelfs een site aan de Lek heeft gewijd en die wel succesvol op winde viste. Ook maakte ik kennis met Gerrit van Middelkoop, eveneens lid van The Leader en die een zeer goede kenner van de Lek bleek te zijn. Die rivier beviste hij al enkele jaren en hij wist alles over de windes!!!!!
Tijdens visuitjes met andere clubleden in de Lek bleek hij de enige te zijn die winde ving, om maar niet te spreken – en dit vond ik echt onthutsend - van het feit dat hij ze doodleuk op dezelfde plekken ving waar ik niet verder kwam dan brasems en voorns. Daar moest ik zeker meer van weten! Vanaf dat moment zou ik Gerrit zeer oplettend in de gaten gaan houden. Maar de steeds korter wordende dagen en de eerste nachtvorsten gaven al aan dat het seizoen aan het aflopen was. Ik moest dus nog een wintertje geduld betrachten om over de techniek na te denken en mij klaar te maken voor het nieuwe seizoen. Tijdens de clubavonden die daarop volgden verstrekte Gerrit veel informatie over vliegen en ook over de technieken die hij toepaste. Natuurlijk probeerde ik het zo goed mogelijk in me op te nemen. Eind maart van het nieuwe seizoen begon ik al de eerste (uiteraard vruchteloze) sessies te houden maar in april kwam eindelijk wat meer schot in de zaak. Zo zat ik een keer op de kop van een krib een paar boterhammen te nuttigen toen ik, op niet meer dan een paar meter van mij vandaan, een winde tussen de stenen zag scharrelen. Zo snel ik kon liet ik mijn zwarte Patrick voor zijn neus zakken en hij pakte hem meteen. Dat hij wat later los schoot vond ik wat minder maar ik had wel veel geleerd van die gebeurtenis.
Winde foerageert dus graag tussen de stenen van de kribben en hoeft dus niet op de zanderige bodem, ver van de oever of de kribben vandaan gezocht te worden. Mijn tactiek, die meer gebaseerd was op het afkammen van de dieptes, moest flink aangepast worden. Ik verkorte mijn leader en begon dus met wat lichtere, zwarte Patricks op de stenen te zoeken maar ik probeerde vooral om eerst de windes te spotten! Aangekomen bij een veelbelovende krib begon ik, langzaam lopend en in het water speurend, naar vis te zoeken en vaak kon ik windes ontdekken die tussen de stenen foerageerden. Het was vervolgens een kwestie van mijn windevlieg op korte afstand van de vis te werpen en het een beetje te bewegen en de vis pakte in de meeste gevallen meteen. Een andere succesvolle techniek, die ik trouwens van Gerrit leerde, bleek het afkammen van de krib zelf te zijn. Gewoon in de lengte van de krib werpen en langs de taluuds vissen, leverde vaak schitterende aanbeten op om maar niet te spreken van de navolgers die soms op het laatste moment toehapten maar zich soms ook omdraaiden en wegzwommen. Dit maakt het echt een zeer spannende visserij!! Verder, zelfs tijdens de verplaatsingen tussen de ene en de andere krib, deed ik interessante ontdekkingen. Daar trof ik regelmatig windes aan op zeer korte afstand van de oever, in nog geen 20 centimeter water, of soms een paar meter uit de kant. Vervolgens kon ik ze met goed geplaatste worpen tot een aanbeet verleiden.
Voorwaarde is wel dat het water redelijk helder is en dat je zeer langzaam en voorzichtig langs de oever loopt. Ik ben vaak genoeg te onvoorzichtig geweest en door de boeggolf van een wegzwemmende winde gewaarschuwd dat ik hem weggejaagd had. Ook kwam ik ze bij warm weer in rustige inhammen tegen, terwijl ze met scholen van zo'n tiental exemplaren insecten van de wateroppervlakte aan het plukken waren. In dat soort gevallen was het geruisloos presenteren van een droge vlieg aan een lange leader aanleiding tot schitterende aanbeten. Je zag de vis langzaam je vlieg benaderen en bedachtzaam naar binnen zuigen. Verder kwam ik, vooral in de vroege ochtend, windes tegen die langs de stroomnaad met veel kabaal 'iets' van de wateroppervlakte pakten. Vissen die je niet onder de oppervlakte ziet zwemmen maar die vanuit het niets zeer luidruchtig stijgen om vervolgens weer in de diepte te verdwijnen. Soms zag ik ze ook langzaam naar de oppervlakte stijgen, waarbij de onmiskenbare oranje vinnen duidelijk zichtbaar waren. Uiteraard heb ik veelvuldig geprobeerd om daar een droge vlieg op los te laten maar tot nu toe zonder resultaat.
Dit is dus voor mij de volgende uitdaging want mijn zoektocht langs de Lek is nog lang niet afgelopen!
Francesco Gentili.
- Details
- Geschreven door: Ton Temming
- Categorie: Rivieren
Heerlijk, ik verwen mijzelf weer eens met een driedaags vistripje naar Duitsland, even bijtanken en de accu opladen, maar ook om wat nieuwe spullen uit te proberen. Op vrijdag de nodige zaken in de winkel geregeld en Hennie en Ruud laten weten dat ik er op zaterdag niet zal zijn (zij blij natuurlijk). Na een prima en snelle rit naar de bestemming in Duitsland snel de nodige spulletjes bij het vakantiehuisje uitgeladen en samen met Dirk naar de rivier. Onderweg natuurlijk pratend over hoe de rivier zal "staan"; hoog, laag of normaal en of er op onze "strecke" voldoende vis zal zijn om een leuke vangst te maken. Je kent dat soort conversaties vast wel, die zorgen er veelal voor dat er toch een soort spanning gaat ontstaan en naarmate wij dichter bij het water komen maakt een lichte opwinding zich meester van ons. Vlak bij het water gekomen volgt het ritueel of we stroomop- of stroomafwaarts gaan, Dirk mag kiezen en hij gaat voor stroomafwaarts. Zo gezegd zo gedaan, na vijf minuten staan wij bij de rivier en tijdens het uitstappen zagen wij het al: bruin, bruiner bruinst. De rivier had een mooie mokkakleur zoals een goede expresso heeft en dat is voor dat kleine kopje sterke koffie uitstekend, maar voor die grote slok rivier die voor ons ligt allesbehalve. Er werd door ons niet veel gezegd en met de p... in ons lijf trokken wij, misschien wel tegen beter weten in, onze waders aan en tuigden de hengels op. Mijn favoriete droge vlieg visserij kon ik wel uit mijn hoofd zetten en mijn geliefde zeveneneenhalfvoeter (wat een woord) voor een drie bleef in het foedraal. Een negenvoeter voor een zes met een dikke nimf was voor de hand liggend, maar daar had ik niet veel zin in en ik koos voor de gulden middenweg; een achtvoeter voor een vier. Daar kon ik nog prima een goudkopje en ook, als dat nog zou lukken, een droog vliegje mee vissen. Ik ben een loper en heb er een hekel aan om, als de omstandigheden veranderen, naar de auto terug te moeten lopen om een andere uitrusting op te tuigen. Dirk was er voor zichzelf snel uit en tuigde zijn vertrouwde negenvoeter voor een vijf op, de hengel waar hij meestal mee vist. Ondanks het baalgevoel stapten wij allebei wat onwennig de rivier in en waden beiden een andere richting op, Dirk stroomafwaarts en ik stroomopwaarts. Onwennig was het zeker, want het doorzicht was zo gering dat je echt niets van de bodem kon zien en dus niet kon zien waar je liep. Dus langzaam schuifelend met kleine pasjes voorwaarts was het devies. Als je in het water staat en één wordt met de omstandigheden, dan zie je toch ineens alles heel anders dan vanaf de kant. Schuin voor mij in de oever op nog geen vijf meter afstand zag ik een duidelijke kring; azende vis!!?? Dat kon toch niet waar zijn en ik verstijfde, want vlak daarna gebeurde het weer en zag ik dat er een kokerjuffer, die eindelijk via een rietstengel naar de oppervlakte omhoog was gekropen, met veel kabaal van de stengel werd losgetrokken door een zeer forse forel. Wat een feest dacht ik bij mijzelf toen dit tafereel in mijn geheugen werd geëtst. Voor dat ik het wist voerde ik mijn nimfje langs de plek en.... er gebeurde helemaal niets, bij de tweede poging gebeurde er weer niets. Wat doe ik fout was mijn eerste gedachte, de vis aast, mijn nimf gaat over de goede plek, het patroon is toevallig gelijkend en toch trapt de vis er niet in. Het eerste dat door mijn hoofd spookte is dat ik de plek met rust laat en het later weer probeer, maar ik heb de vis gezien en de vis mij waarschijnlijk niet. Dat is het voordeel van het troebele water, je kan de vis tot dichtbij benaderen zonder ze te verjagen. Een nieuw plannetje overpeinzend en turend langs de oever zag ik op meerdere plaatsen azende vis. Azende vissen die het mokkabruine water spattend tot wit sloegen., zomaar van de ene op de andere seconde.
Het was dezelfde scene die ik daarvoor op mijn stek had gezien, kokerjuffers die vlakbij de finish door de grijpgrage bek van een forel werden ingehaald. Zoals ook de zon door een rij flinke wolken werd ingehaald en wat later bleek het startsein te zijn voor een vreetfeest dat zijn weerga niet kende. Er zat maar één ding op: een grote bruine kokerjuffer die ik met een korte worp in de kant plaats terwijl ik de lijn snel strip en tijdens het strippen de hengel in een vloeiende beweging omhoog hef waardoor de vlieg over de oppervlakte huppelt. Veel tijd tot nadenken had ik niet, want dit huppelen was voor de forel te verleidelijk en met een enorme dreun werd de imitatie genomen. Hé rustig aan jongens, daar had ik nog niet op gerekend. Het vervolg laat zich raden, bijna iedere worp die strak in de kant werd geplaats werd met dezelfde passie genomen en vele, vooral grote, forellen werden door mij gevangen. Ik voelde mij volmaakt gelukkig, want ik was bij het zien van de rivier er van uitgegaan dat de vangst vandaag gering zo niet miniem zou zijn. Ik zal niet zeggen dat ik het vangen zat was, maar na de vangst van flink wat forellen zocht ik Dirk op. Die liep op een mooi stuk stroomafwaarts te nimfen en bij navraag bleek dat hij nog niets had. Ik adviseerde hem er een grote caddis aan te knopen en met korte worpjes de kant uit te kammen. Hij keek mij vertwijfeld aan en geloofde er geen woord van. Pas na het zien van een aantal foto's die ik had gemaakt en het zien van het natte net op mijn rug, nam hij schoorvoetend mijn advies aan. En ja hoor, van de ene op de andere seconde ving ook hij zijn eerste vis en vele andere volgden.
Nou dat is een leuk verhaal Ton, maar is dit incidenteel of exemplarisch voor de plek waar jij vist? Ik hoor het je denken en het antwoord is nee, want ik heb een duidelijk stramien leren ontdekken en dat gaat op voor verschillende rivieren waar ik vis. Het was ooit een local die mij daar op wees, maar dat is een ander verhaal dat ik ooit nog wel eens zal opschrijven, een local die mij attendeerde dat je op een zon overgoten dag met de droge vlieg prima kan vangen, mits er af-en-toe een wolkje voor de zon schuift en een andere local die speciaal naar het water kwam als die niet helder was. En uit ervaring kan ik verklappen dat het inderdaad zo werkt, je kan je horloge er op gelijk zetten. In gekleurd water, of dat nou grijs of bruin is maakt niet zoveel uit zijn er ook prima vangsten te maken en juist de grote schuwe forellen zijn dan vaak overdag te vangen en hoef je dus niet tot de schemering te wachten. Ze staan dan strak in de kant en net onder de oppervlakte en dan komt het ook voor dat ze duidelijk head en tailen. Moraal van het verhaal: laat je niet door minder goede omstandigheden uit het lood slaan, ga vissen wordt één met de omstandigheden, blijf observeren, denk aan dit verhaal en transformeer zo'n op het oog sofdag tot een topdag.
Ton Temming.
- Details
- Geschreven door: Hennie Smits
- Categorie: Rivieren
Het is alweer enige tijd geleden dat ik begon met het vissen op roofblei. De eerste foto's dateren van augustus 2006. Doordat de vraag in de winkel naar roofblei kunstaas toenam en ik alleen maar enthousiaste verhalen hoorde over deze vis&zijn superaanbeet, werd ik steeds nieuwsgieriger en besloot om het maar eens te gaan proberen. Na wat informatie op het internet te hebben opgezocht, kwam de vraag welke hengel en welke rivier. In eerste instantie wilde ik, als fervent vliegvisser, het natuurlijk met de vliegenhengel proberen, maar toch leek het me verstandiger om te gaan beginnen met de spinhengel. Omdat dit voor mij een totaal nieuwe visserij was, moest ik op zoek naar nieuwe stekken. En door met de spinhengel te vissen, kon ik met gemak veel meer water bevissen dan met de vlieg. Iets wat ik belangrijk vond om inzicht te krijgen in deze (voor mij magische) vis(serij). Omdat de Lek voor mij de dichtstbijzijnde rivier was en omdat ik er de weg een beetje wist, besloot ik om het hier te gaan proberen. Na 1 keer vissen, was ik verkocht. Ik had roofblei gevangen en was net zo enthousiast als de mensen die ik had gesproken in de winkel. Met name door de aanbeet van de vis, welke vaak loeihard op het snel binnengeviste kunstaas KLAPT. Al snel was ik er achter dat het vissen met de spinhengel de juiste keuze was.
De afstand die zo nu en dan bereikt moet worden en de snelheid waarmee het kunstaas zo nu en dan moet worden binnengevist, waren met de vliegenhengel niet te doen geweest. Na met name het eerste seizoen op de Lek te hebben gevist , besloot ik om het ook eens op de Waal, Maas en IJssel te gaan proberen. Wat bleek: op alle rivieren was het vissen anders, en vereiste een andere aanpak. Al snel viel op dat de roofblei op de Waal en de IJssel dicht onder de kant te vangen is, in tegenstelling tot de Lek en Maas, waar ik de vis vaak verder uit de kant zag jagen.
Het water stroomt in de Waal veel harder dan op de Lek en dus kwam hier mijn ervaring met het vliegvissen op stromend water dan ook goed van pas. Ik herkende direct de "hotspots" op de kop van de krib. De stroomnaden waren duidelijk zichtbaar en ook de gladde vlek in het turbulente water was niet te missen. Dit zijn de plekken om te bevissen vissen, want hier liggen de vissen vaak uit de harde stroom te wachten tot er iets voorbij komt. Ook hier was ik met de spinhengel in het voordeel, omdat ik het kunstaas in de harde stroom op diepte kon krijgen als dit nodig was. Immers roofbleien jagen niet altijd aan de oppervlakte. Tot slot wil ik nog opmerken dat roofblei op de vlieg best te doen is, maar dat de spinhengel in vele situaties het beste stuk gereedschap is.
Na begonnen te zijn met een 2.40 spinhengel, vis ik inmiddels met een door Ton gebouwde roofblei hengel van 3 meter zodat ik de ver uit de kant jagende vis kan aanwerpen, en gebruik ik de Shimano Stradic, dit vanwege zijn hoge inhaalsnelheid. De vliegenhengel blijft voor mij voorlopig nog even in het foudraal.
Kortom: probeer het eens met de spinhengel op roofblei&je zult er geen spijt van krijgen!
Hennie Smits