- Details
- Geschreven door: Francesco Gentilli
- Categorie: Rivieren
Het begon zo'n 15 jaar geleden ongeveer, de belangstelling voor die grote rivier. Ik was al bekend met de visserij in de IJssel op brasem en voorn en gezien de gelijkenis van die twee grote rivieren wilde ik proberen of het ook in de Lek mogelijk was om met die zware nimfen iets te vangen. De resultaten waren toen zeer matig en na een aantal mislukte pogingen vond ik het welletjes. De Lek verdween voor een lange tijd in de vergetelheid. Maar enkele jaren geleden, aangemoedigd door interessante berichten op het internet over vangsten van windes (een van mijn favoriete vissoorten) in die mooie rivier, ging ik het weer proberen. Ik woonde toen al in Houten en binnen 10 minuten sta je dan aan de rivier. Even het dorp uit, de brug over het Amsterdam Rijnkanaal over, Schalkwijk helemaal uitrijden, de dijk op en dan ben je er. Vanaf de dijk heb je prachtige, wijde uitzichten op grazende koeien, schitterende ochtendnevels, overvliegende gakkende zwermen ganzen en die mooie, langzaam stromende watermassa. Het probleem was toen dat ik geen enkele aanwijzing had over waar en hoe. In de wetenschap dat de wateren die je het vaakst kan bezoeken en die je dus het beste kent de meeste kansen op succes bieden, begon ik mijn zoektocht zo dicht mogelijk bij mijn woonplaats. Zo richtte ik mij voornamelijk op de rechter oever ter hoogte van Culemborg, daar waar de pont heen en weer vaart. Ook de verschillende recreatieterreinen aan de rivier begon ik regelmatig te bezoeken.
Een gesprek met de veerman, een man die het maar raar vond dat ik met die dikke lijn viste, leverde op dat er op die plek veel vis zat en dat er maar weinig vissers waren die er aandacht aan besteedden. Karpers, snoekbaarzen, voorns, paling..... Maar of hij van windes wist? Nee! Daar wist hij niets van. Gezien mijn eerdere ervaring in de IJssel ging ik maar aan de slag en paste ik weer dezelfde techniek toe: lange leaders, flink verzwaarde nimfen en hier en daar de bodem aftasten. Na enkele vruchteloze sessies en enig zoekwerk begon ik de eerste successen te boeken. Langzaam maar zeker ontdekte ik op welke plekken de vis zich graag ophoudt, welke rol daarbij de stromingspatronen bij hoog en bij laag water spelen en bij welke omstandigheden je de meeste kansen op succes hebt. Ik ving over het algemeen brasems en voorns met soms enkele mooie baarzen en een keer ving ik zelfs 2 mooie snoekbaarzen die zich aan mijn goudkoppen hadden vergrepen. Maar waar bleven die windes waar ik van gehoord had en die ik zo graag wilde vangen? Misschien een kwestie van tijd en verder zoeken, of beter mijn oren spitsen tijdens gesprekken met andere vissers dacht ik, en ging gewoon verder met vissen. Maar de vangsten van windes bleven gewoon uit. Zoals vaak het geval is, als je ergens belangstelling voor hebt, kom je vroeg of laat gelijkgestemden tegen. Zo ontmoette ik Wilbert Goes van The Leader, die zelfs een site aan de Lek heeft gewijd en die wel succesvol op winde viste. Ook maakte ik kennis met Gerrit van Middelkoop, eveneens lid van The Leader en die een zeer goede kenner van de Lek bleek te zijn. Die rivier beviste hij al enkele jaren en hij wist alles over de windes!!!!!
Tijdens visuitjes met andere clubleden in de Lek bleek hij de enige te zijn die winde ving, om maar niet te spreken – en dit vond ik echt onthutsend - van het feit dat hij ze doodleuk op dezelfde plekken ving waar ik niet verder kwam dan brasems en voorns. Daar moest ik zeker meer van weten! Vanaf dat moment zou ik Gerrit zeer oplettend in de gaten gaan houden. Maar de steeds korter wordende dagen en de eerste nachtvorsten gaven al aan dat het seizoen aan het aflopen was. Ik moest dus nog een wintertje geduld betrachten om over de techniek na te denken en mij klaar te maken voor het nieuwe seizoen. Tijdens de clubavonden die daarop volgden verstrekte Gerrit veel informatie over vliegen en ook over de technieken die hij toepaste. Natuurlijk probeerde ik het zo goed mogelijk in me op te nemen. Eind maart van het nieuwe seizoen begon ik al de eerste (uiteraard vruchteloze) sessies te houden maar in april kwam eindelijk wat meer schot in de zaak. Zo zat ik een keer op de kop van een krib een paar boterhammen te nuttigen toen ik, op niet meer dan een paar meter van mij vandaan, een winde tussen de stenen zag scharrelen. Zo snel ik kon liet ik mijn zwarte Patrick voor zijn neus zakken en hij pakte hem meteen. Dat hij wat later los schoot vond ik wat minder maar ik had wel veel geleerd van die gebeurtenis.
Winde foerageert dus graag tussen de stenen van de kribben en hoeft dus niet op de zanderige bodem, ver van de oever of de kribben vandaan gezocht te worden. Mijn tactiek, die meer gebaseerd was op het afkammen van de dieptes, moest flink aangepast worden. Ik verkorte mijn leader en begon dus met wat lichtere, zwarte Patricks op de stenen te zoeken maar ik probeerde vooral om eerst de windes te spotten! Aangekomen bij een veelbelovende krib begon ik, langzaam lopend en in het water speurend, naar vis te zoeken en vaak kon ik windes ontdekken die tussen de stenen foerageerden. Het was vervolgens een kwestie van mijn windevlieg op korte afstand van de vis te werpen en het een beetje te bewegen en de vis pakte in de meeste gevallen meteen. Een andere succesvolle techniek, die ik trouwens van Gerrit leerde, bleek het afkammen van de krib zelf te zijn. Gewoon in de lengte van de krib werpen en langs de taluuds vissen, leverde vaak schitterende aanbeten op om maar niet te spreken van de navolgers die soms op het laatste moment toehapten maar zich soms ook omdraaiden en wegzwommen. Dit maakt het echt een zeer spannende visserij!! Verder, zelfs tijdens de verplaatsingen tussen de ene en de andere krib, deed ik interessante ontdekkingen. Daar trof ik regelmatig windes aan op zeer korte afstand van de oever, in nog geen 20 centimeter water, of soms een paar meter uit de kant. Vervolgens kon ik ze met goed geplaatste worpen tot een aanbeet verleiden.
Voorwaarde is wel dat het water redelijk helder is en dat je zeer langzaam en voorzichtig langs de oever loopt. Ik ben vaak genoeg te onvoorzichtig geweest en door de boeggolf van een wegzwemmende winde gewaarschuwd dat ik hem weggejaagd had. Ook kwam ik ze bij warm weer in rustige inhammen tegen, terwijl ze met scholen van zo'n tiental exemplaren insecten van de wateroppervlakte aan het plukken waren. In dat soort gevallen was het geruisloos presenteren van een droge vlieg aan een lange leader aanleiding tot schitterende aanbeten. Je zag de vis langzaam je vlieg benaderen en bedachtzaam naar binnen zuigen. Verder kwam ik, vooral in de vroege ochtend, windes tegen die langs de stroomnaad met veel kabaal 'iets' van de wateroppervlakte pakten. Vissen die je niet onder de oppervlakte ziet zwemmen maar die vanuit het niets zeer luidruchtig stijgen om vervolgens weer in de diepte te verdwijnen. Soms zag ik ze ook langzaam naar de oppervlakte stijgen, waarbij de onmiskenbare oranje vinnen duidelijk zichtbaar waren. Uiteraard heb ik veelvuldig geprobeerd om daar een droge vlieg op los te laten maar tot nu toe zonder resultaat.
Dit is dus voor mij de volgende uitdaging want mijn zoektocht langs de Lek is nog lang niet afgelopen!
Francesco Gentili.
- Details
- Geschreven door: Daan Burema
- Categorie: Reservoirs
9 maart, vistrip The Leader
Uit de titel kan je het al opmaken, het was nat, erg nat. De meesten lieten zich niet van de wijs brengen want ik heb toch zeker meer dan 25 man geteld aan de kleine vijver waarvan ongeveer de helft van de Leader.
Wij, mijn vismaat (Gertjan) en ik hadden ons erg verheugd op dit dagje uit en ons goed voorbereid. Naast de bindinstructies van Ad Werdekker op de bindavond (bloedwormpje en meelworm) hebben we de avond voor de trip nog driftig samen zitten binden. Woolly buggers in diverse kleuren, bloedwormpjes, rode "friemels" met een goudkopje en een aantal "boobies". Voor deze laatste is het noodzakelijk dat je de panty van je echtgenote "stript", maar die van mij was het daar niet zo mee eens zodat ik enigszins besmuikt bij de plaatselijke super een paartje panty sokjes heb gekocht. Hiermee ging het binden overigens prima. Hoewel, met het enigszins lomp ophalen van mijn zinktip lijn zag ik opeens twee roze bolletjes op het water drijven. Niet goed ingebonden vriend!
We hadden dus al veel voorpret want met een lekker biertje erbij is het behoorlijk gezellig binden. Die avond ben ik dan ook met een tevreden gevoel gaan slapen en waarschijnlijk heb ik gedroomd van"big boobies".
Dit was mijn derde trip naar de Eemhof en bij de laatste trip heb ik veel geleerd en afgekeken van twee goede vliegvissers. Zij waren zowat de enige die redelijk scoorden terwijl ik met moeite mijn visjes ving. Kenmerkend van deze knapen was dat er veel gevarieerd werd in techniek. Dan weer met een streamer aan een zinktip lijn en dan weer met een buzzer aan een dunne tippet en een beetverklikker. Bovendien konden ze goed werpen en dat levert veel vistijd op. Ook het variëren van de diepte werd vrijwel continu gedaan zodat er goed werd geanticipeerd op de vis. Wat ook hielp was het benutten van de eerste stek aan de kleine vijver, bij de inloop van het water. Daar is de vis het meest geconcentreerd. Dat wil echter niet zeggen dat je elders niet goed kan vangen, het komt toch aan op de juiste techniek.
Verder heb ik het boekje van Jan Kamman van voor naar achteren goed bestudeerd en daarin staat goed beschreven hoe je kan vissen op een forelvijver en als je een beetje kan binden zijn er uit de foto's van de diverse vliegen en het lijstje met de te gebruiken materialen goede vliegen te binden.
Onze vliegen dozen waren dus goed gevuld met:
1. woolly buggers in diverse kleuren
2. kleine oranje streamers
3. buzzers
4. bloedwormpjes
5. boobies
6. goudkop friemels (haakje met goudkop en enkele stukjes bodyflex)
7. pheasant tails
8. meelworm
9. diverse nymphen
We hebben helaas niet alles kunnen uitproberen maar we zijn succesvol geweest op de diverse woolly buggers (groen, zwart en rood), buzzers, bloedwormpjes, boobies en de goudkop friemels. Verder heb ik nog goed gevangen op een simpel streamertje van oranje bucktail. Het bucktail stond echter vrij wijd uit en de streamer begon aan de tippet te draaien zodat de boel in de knoop geraakte. Maar het streamertje ving prima. Deze ga ik voortaan iets anders binden zodat het roteren aan de onderlijn niet meer kan voorkomen. Wij hebben samen schat ik zo'n 20 forellen gevangen, waarvan eentje met een heel mooi formaat (ligt nu in de vriezer). Dat is op zich niet zoveel maar dat komt omdat onze werpkunsten nog niet goed genoeg zijn om veel vistijd te creëren. Ook hebben we ons bezig moeten houden met het randverschijnselen zoals het opvissen van een reel en diverse andere spulletjes. We zijn zelf nog net niet in het water gevallen maar dat zie ik de volgende keer zeker een keer gebeuren. We waren redelijk geconcentreerd bezig met het vissen en weinig oplettend op andere zaken. Het gevoel dat je krijgt met zo'n prachtige en sterke vis aan je kromme hengeltje werkt absoluut verslavend en zoals je zult begrijpen zijn we nog vrij lang doorgegaan.
Dit gaan we zeker nog een keer doen!
Daan Burema
- Details
- Geschreven door: Daan Burema
- Categorie: Verhalen Buitenland
De laatste tijd gaan wij iedere zomervakantie met het gezin, de tent en bijkomende huisraad naar Frankrijk voor onze welverdiende rust. Uiteraard moeten er voor ieder gezinslid voldoende mogelijkheden zijn om plezier te kunnen hebben en voor mij is dat uiteraard vliegvissen.
Gorges du Tarn
Voor het tweede jaar hebben we onze plek gevonden in de Gorges du Tarn in de buurt van de stad Millau. Het is een werkelijk prachtige omgeving waar heel veel valt te genieten van de natuur, kanovaren, wandelen en vele outdoor activiteiten. De camping ligt aan de rivier en wij hebben een plek kunnen bemachtigen direct aan het water met een fantastisch uitzicht op de bocht in de rivier en de schitterende rotsen aan de overkant. Zo uit je tentje, waadschoenen aan en hopla lekker vissen. Wat het extra bijzonder maakt is dat er in de Gorges du Tarn sinds een lange tijd gieren zijn uitgezet en de populatie heeft zich goed kunnen ontwikkelen. Meerdere soorten hebben zich nu gehandhaafd zoals de Vale gier, Lammergier en de Egyptische gier. Je moet je voorstellen dat je in de rivier staat te zwiepen en boven je cirkelen in de thermiek hele zwermen met gieren. Ik vind dat heel bijzonder. Daarnaast zitten er ijsvogels , waterspreeuwen, verschillende spechtsoorten. Ik meen ook de laatste keer een Hop te hebben gespot. Kortom aan natuurschoon geen gebrek.
Gezellig
Dit jaar hebben we met twee andere bevriende gezinnen uit Nederland gezamenlijk gekampeerd wat voor de kinderen een absoluut feest was en voor mij en mijn vriend Gertjan als vliegvissers dus ook. Verder bleek er nog een Nederlandse vliegvisser te kamperen zodat we regelmatig met zijn drieën in de rivier stonden te vissen. Een Hollandse vliegvis enclave.
De vis
De Tarn bevat naast barbeel en forel vooral veel kopvoorn. Elke dag in de loop van de ochtend zwommen er hele grote kopvoorns en barbelen in de bocht van de rivier vlak voor onze tent, waar het water vrij diep was en nauwelijks stroomde. Maar vangen ho maar. Wat je ook probeerde de kopvoorns hadden voor geen enkele vlieg belangstelling. Zelfs met brood bleven ze heel schuw, en pakten ze maar zelden. Dat was best frustrerend. Het bleek dit jaar bijzonder lastig om de vis aan de haak te slaan. Zelfs de kleine kopvoorns waren erg schuw en zeer moeilijk te vangen. Pas aan het eind van de vakantie leek de schuwheid iets verdwenen en lukte het ons regelmatig er eentje vlak langs de kanten te vangen. De gebruikte vlieg, een red tag of kleine goudkopnimf werd regelmatig genomen. Hoe klein ze soms ook zijn die kopvoorns, de aanbeet blijf ik prachtig vinden. Wat een felheid en zelfs kleine kopvoorns weten dan de top van je hengel goed te beroeren.Maar we kwamen natuurlijk ook voor de forel hoewel ik daar vooraf geen hoge verwachtingen van had gezien de beroerde resultaten van het jaar daarvoor. Ik wist een plekje langs de kant waar het nauwelijks stroomde en een rotsblok in het water lag met een holte daaronder. Net als het jaar daarvoor zat er een grote en een kleine forel in de holte. Heel af en toe lukte het met een nimf of een kleine streamer de forel te verleiden maar echt toehappen ho maar. Toch bleven we optimistisch en hebben we werkelijk alle vliegen uit de dozen uitgeprobeerd maar helaas zonder resultaat. Ook in een vrij diepe poel na een dammetje aan het einde van een kleine rivier pakte de meestal kleine forel helemaal niets. De zomer is dus niet de beste tijd.
Verzwaarde nimfen
Een voor mij nieuwe techniek was het vissen met 2 zware nimfen aan de leader en na enige oefening lukte het me de boel zonder al te veel knopen goed te werpen. De nimfen waren verzwaard met 25-30 wikkelingen looddraad en een 4 mm goudkop. Het lijfje bestond uit simpele dubbing, bruin of groen. De kleur maakt volgens mij niet zoveel uit. Schuin tegen de stroom inwerpen en de nimfen over de bodem laten hobbelen met opgeheven hengel en op deze manier de rivier steentje voor steentje afpeuteren. Nadeel is dat je vaak komt vast te zitten en veel nimfen kwijtraakt maar het is een leuke manier van vissen en het lukte me om enkele mooie kopvoorns te vangen. De aanbeet is werkelijk spectaculair. Ook heb ik het vermoeden dat er een forel tussen een van de aanbeten zat, maar deze schoot helaas los.
De Franse slag
Op een avond toen we met z'n tweeën in de bocht stonden te vissen kwam er een Franse vliegvisser ons tegemoet die stroomopwaarts met een droog vliegje elke steen aanwierp en vlak voor onze neuzen een kleine forel ving. Natuurlijk geprobeerd enig wijs te worden uit zijn techniek en vliegenkeuze. Eigenlijk niets bijzonders, wat zwarte en bruine droge vliegen die wij ook wel in onze dozen hadden. Toch is zwart wel de beste keuze zoals later zal blijken. De Fransman had een wat lullig rieten mandje mee om zijn buit in te bewaren en naast de kleine forel zat er nog een behoorlijk grote jongen in. Locals zijn nu eenmaal meer ervaren en wij domme Hollanders kunnen maar beter op brasem gaan vissen.
Vleermuizen
Vooral 's avonds bleek hoeveel voedsel er in een rivier kan zitten. Boven de rivier wemelde het van de vliegjes en hoorde je de regelmatige plonzen van de vissen die dit zeer smakelijk vonden. Naast de lamp bij de tent werd duidelijk welke soorten er allemaal zaten en opvallend was dat dit soms dagelijks wisselde. Had ik een exemplaar nagebonden en uitgeprobeerd de volgende avond bleek het toch weer een andere vlieg te moeten zijn. Zo blijf je wel lekker bezig. Het nadeel van het vliegen met een droge vlieg in het donker is dat de vleermuizen er ook gek op zijn. Aan het einde van de avond toen het al behoorlijk donker was kreeg ik een "aanbeet" maar het voelde heel vreemd en bleek er een vleermuis zich vergrepen te hebben aan mijn vlieg. Toch wel goed nagebouwd dus die vlieg!. Het blijkt dat vleermuizen de insecten met hun pootjes pakken en niet met hun bek, maar dat wist ik op dat moment niet en ik vreesde dat de haak vast zat in de bek van de vleermuis. Langzaam terug naar de tent gewaad met een fladderende vleermuis aan mijn hengel om bij lamplicht het beestje te kunnen bevrijden. Best wel een rare gewaarwording. Gelukkig liet het beestje vanzelf los. Ik zag het niet zitten om met een hakensteker te moeten peuteren.
Geluksmoment
Waar we vooral 's avonds geprobeerd hebben met de verzwaarde nimfen in de rivier te vissen zochten we overdag de kanten af naar kopvoorns. Ondertussen bleek een zwarte droge vlieg vrij goed te werken en liep ik langzaam stroomopwaarts aan de schaduwkant van de rivier en wierp mijn vliegje naar voren. Bam een prachtige aanbeet van een flinke kopvoorn die vol overtuiging mijn vliegje pakte. De dril viel een beetje tegen maar ik vond het een schitterend moment zoals deze vis gevangen werd. De worp was goed, vlak bij een overhangend boompje en goed de lijn strak gehouden om geen aanbeten te verspelen. Een geluksmoment wat mij betreft. Waar ik ook telkens weer van kan genieten is het ijsvogeltje wat regelmatig even langs vloog om gedag te zeggen.
Volgend jaar weer
Voor het vissen in het zomerseizoen is de Tarn misschien niet de beste plek maar de omgeving is prachtig en het vliegvissen op stromend water is weer eens iets anders dan voorntjes peuteren in het vijvertje van onze woonwijk. Wij gaan volgend jaar weer en nemen de hengels mee. Mochten we te gefrustreerd raken wippen we bij de forelkwekerij even langs en hengelen we er daar wel een uit.
Daan Burema
- Details
- Geschreven door: Paul Blokdijk
- Categorie: Vliegvissen-Overig
Nu ik mag meedoen aan "Water Natuurlijk", de partij die gaat meebesturen na de komende waterschapsverkiezingen, wordt ik geacht mij in te zetten voor goed viswater. Na de verrassing over de aanpak van alle milieuverdedigers, landschapsbeschermers en natuurliefhebbers, ben ik mijn verantwoording bewust geworden en gaan nadenken over de visser en zijn water. Sportvissers willen goed viswater, dat is toch simpel, nietwaar? Moet je daar nog over nadenken? Maar we kennen toch een aantal categorieën sportvissers? Een waarschijnlijk onvolledig rijtje: karpervissers, wedstrijdvissers, witvissers, snoekbaarsvissers, kunstaasvissers, vliegvissers, recreatievissers, jeugdvissers... En verstaan die allemaal het zelfde onder goed viswater? Nu, ik denk het niet. Karpervissers willen een beetje troebel water, met niet te veel waterplanten en grote karpers. Wedstrijdvissers en witvisvissers willen plantvrijwater, een beetje troebel, twee meter diep, met veel brasem en voorn en weinig roofvis, want die gaan op hun voerplek liggen. Voor snoekbaarsvissers moet er juist veel snoekbaars zijn in wat troebel en diep water, want daar houd die vis wel van.. Recreatievissers willen mooi water, met de mogelijkheid de auto een meter achter zich te parkeren en waar ze rustig in het zonnetje kunnen zitten. Water met goed brasem en voorn en niet te veel waterplanten, dan is het prima. Kunstaas en vliegvissers willen niet te diep, helder en plantenrijk water want daar leeft de ruisvoorn en de snoek. Jeugdvissers willen dicht bij huis kunnen vissen in water met veel voorn, daar waar ze veilig zijn. Dat vinden hun ouders belangrijk. En wat moet het waterschap willen? In de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) staat dat er gewerkt moet worden aan schoner, gezonder en ecologisch rijker water, op straffe van een boete. Afhankelijk van het watertype zijn er normen opgesteld voor de chemische samenstelling: het zuurstof gehalte, fosfaat, nitraat en nog veel meer stoffen, het plankton, de water- en oeverplanten, de insecten en andere kleine beestjes en de visstand.
Nu heeft de OVB, onder andere Ton van der Spiegel, indertijd een relatie tussen de waterplanten, de visstand en de voedselrijkdom vastgesteld. Ik heb die relatie in beeld gebracht met een dubbelgrafiek. De linker verticale as geeft het percentage bodembedekking door waterplanten weer, de rechter verticale as het doorzicht in het water, of wel de mate waarin het water troebel is. Ton heeft toen vier typen visstanden onder scheiden. Als je links begint: het ruisvoorn-snoek type: veel waterplanten, helder water, weinig snoekbaars, brasem en karper. Maar de weinige karper wordt wel heel groot! De vliegvisser en kunstaasvisser zijn hier thuis. Als er meer voedsel beschikbaar komt ontstaat het snoek – blankvoorn visstandtype. Door het afnemen van de waterplanten neemt de groei van de algen toe, waardoor de blankvoorn zich er meer thuis voelt. Er komt ook wat meer brasem die de algeneters (watervlooien) opeet en de bodem omwoelt naar muggenlarven. Het water wordt minder doorzichtig. Het ideale water voor de recreatievisser, mits de auto geparkeerd kan worden, en ook de kunstaasvisser en de vliegvisser kunnen er nog prima uit de voeten. Bij een verdere toename van de voedselrijkdom ontstaat het blankvoorn – brasem type, het ideale water voor de wedstrijdvisser en de karpervisser, als het maar de juiste diepte heeft en de oever geschikt is om elke tien, vijftien meter een visser een plek te geven, liefst een paar kilometer achter elkaar. De hoeveelheid waterplanten is gering, op het kroos na, en de snoek wordt verdrongen door de snoekbaars. Natuurlijk begint dan ook de snoekbaarsvisser geïnteresseerd te raken. Vliegvissers en kunstaasvissers hebben voor dit water weinig interesse, zeker niet voor de laatste categorie: brasem – snoekbaars met doorzicht van 10 tot 30 cm en zonder waterplanten. Overigens is dit de categorie met de meeste vis per hectare van 350 tot 800 kg.
Het waterschap zal de komende jaren hard werken om al het water richting ruisvoorn – snoek te krijgen. Dat zal nooit helemaal lukken, want de bodem en de landbouw zorgen wel dat ons water voedselrijk blijft. Maar dat snoekbaarsvissers, wedstrijdvissers en karpervissers het steeds moeilijker zullen krijgen, lijkt wel duidelijk. Moet ik dan voor hun viswaterbelangen gaan zorgen? Nu wordt ik (misschien) voor vier jaar gekozen, tot en met 2012 dus. Pas in 2015 moet het waterschap aan de normen gaan voldoen, met de mogelijkheid van twee keer zeven jaar uitstel. Dat uitstel is al ingepland door de waterschappen, hoewel het van mij best sneller mag. Ik denk dat het die vier jaar wel overleef, die onvermijdelijke kritiek van de vissers in troebeler water. Er blijft tot 2012 waarschijnlijk genoeg water over voor deze categorieën sportvissers. Maar als vliegvisser zal ik wel behoorlijk verdacht zijn. Jammer, maar ik kan mij mooi verschuilen achter de KRW. En dat vind ik niet erg. Want het wordt hoog tijd dat de waternatuur in ons waterland veel meer aandacht krijgt en gezonder, soortenrijker en voedselarmer wordt.
Paul Blokdijk.
- Details
- Geschreven door: Arne ter Mors
- Categorie: Vliegvissen-Overig
Afgelopen maandag- en woensdagavond 3 en 5 november, heb ik onder de bezielende leiding van Ton Temming en Hennie Smits, samen met nog 7 "bouwers", mijn eerste eigen vlieghengel mogen bouwen. Ik wil hier erg graag verslag van doen, om jullie enthousiast te maken want het is echt leuk om je eigen hengel te maken. Wat is er nou mooier om met je eigen gebouwde hengel en je zelf gebonden vliegje een vis te vangen? Onder het genot van een prima verzorgd "natje en droogje", hebben we 2 prachtige avonden gehad, veel geleerd en gelachen maar we zijn ook serieus aan het bouwen geweest.
Maandagavond 3 november 2008:
1e avond van de workshop hengelbouw. Het achterste gedeelte van de winkel "Traditional Hengelsport" is omgetoverd tot een soort workshoplokaal en hier staan een achttal tafels klaar met apparatuur, om de hengels te kunnen bouwen. Na kennis met elkaar gemaakt te hebben wordt onder het genot van een kop koffie en zelf gebakken koekjes... rond 19.30 uur door Ton en Hennie uitgelegd, wat ons de komende twee avonden te wachten staat.
Klassikaal worden de sets (ieder kon zelf uitkiezen wat voor een hengel men wilde bouwen) gecontroleerd of ze kompleet zijn; de blank, greep, topoog, slangenringen, trekring, reelhouder, winding check en eventueel verkasoogje.
Daarna wordt de blank gecontroleerd op beschadiging en of de sluitingen goed op elkaar aansluiten. Verder is het van belang om de "holle" en "bolle" kant van de blank uit te zoeken omdat de geleideringen aan de juiste kant (bolle) moeten komen te zitten. Daarna worden de ringen op de juiste volgorde (grootte) klaargelegd.
Als eerste wordt de winding check (ringetje boven de kurk) er op gewikkeld. Door middel van de speciaal gebouwde apparatuur is het goed te doen, om wikkelingen goed en strak te wikkelen. Uiteraard is het in het begin nog even wennen, zeker bij het "afknopen" gaat het wel eens mis en kan je gewoon weer opnieuw beginnen. Daarna begin je met de geleide ringen vanaf de top. De afstanden tussen de ringen wordt bepaald door een schema dat je van Ton en Hennie hebt gekregen. Het is wel erg belangrijk om elke keer af te strepen welke ring je hebt gedaan, anders kom je uiteindelijk in de problemen. Halverwege de avond, rond 21.30 uur, hebben we even pauze en worden we getrakteerd op worst, kaas en stukjes zalm op een broodje. Ook de nodige frisdrank ontbreekt niet. Inmiddels heb ik er 2 ringen opzitten maar moet ik er nog 7...
Het tweede gedeelte van de avond zijn we bezig geweest om de geleideringen op de blank te wikkelen. Aangezien ik een 4-delige 9ft #8/9 aan het bouwen ben, blijk ik nogal wat ringen/wikkelingen extra te hebben vergeleken bij andere mensen (die hebben een kleinere/fijnere hengel en dus uiteraard ook iets minder ringen). Verder moeten er ook bij de verbindingsstukken een wikkeling worden gelegd voor de stevigheid. "Ineens" is het 23.40 uur en besluiten we er voor deze avond maar mee op te houden.
Woensdagavond 5 november 2008:
2e en laatste avond van de workshop hengelbouw: bij binnenkomst staat wederom alles keurig klaar en is de boel weer helemaal omgebouwd tot workshoplokaal. Ook deze avond staat in eerste instantie in het teken van het wikkelen van de ringen. Inmiddels gaat het een stuk gemakkelijker en ook het "afknopen" gaat probleemloos. Nog één klein ringetje moet worden gewikkeld en met epoxy worden vastgelijmd; het topoogje en laat dit nou het allerlastigste zijn. Gelukkig heeft Hennie dit vaker gedaan...Als alle ringen er op zitten worden ze allemaal nog een keer nagekeken door de professionals om te kijken of de wikkelingen goed stevig zijn en de ogen op één lijn zitten.
De volgende stap is het vastlijmen van het handvat/reelhouder. Eerst vul je de blank op met tape zodat de reelhouder er strak overheen gaat. Daarna wordt de reelhouder met epoxy aan de binnenkant ingesmeerd en schuif je hem voorzichtig over de blank. Het begint er nu echt als een hengel uit te zien! Ook mag de hengel worden beschreven met een tekst die je er zelf op wilt hebben. Ik heb gekozen om mijn naam er op te zetten met de lengte en type van de hengel, dus een echte Made by Arne ter Mors...Als laatste wordt het eerste laagje lak op de wikkelingen aangebracht.
Langzaam maar zeker zit het werk tijdens de workshop erop en kletsen we nog wat na onder het genot van een blokje kaas en heerlijke gehaktballetjes (zelf gemaakt?). Het is inmiddels weer rond de klok van 24.00 uur in de nacht. Wie denkt dat we klaar zijn, komt trouwens bedrogen uit want er zit nog wat huiswerk aan vast. De hengel kan na 36 uur worden opgehaald en dan moet er thuis nog een keer of 6 de wikkelingen worden afgelakt, met tussenposes van 24 uur. Na het lakken van de bindingen, moet de blank het eerste uur elke 5 minuten een kwartslag worden gedraaid en het tweede uur elk kwartier. Dit om te voorkomen dat de lak gaat druipen. Overigens kan je dit tegen een geringe vergoeding ook laten doen...
Daarna volgt nog het allerlastigste gedeelte: de hengel moet 3 weken uitharden voor je hem kan gaan gebruiken. Dus ondanks dat de vingers jeuken om hem uit te proberen, moet ik nog even geduld hebben. De hengel ziet er inmiddels als een professionele hengel uit en ik mag toch zeggen dat ik er aardig trots op ben.
Graag wil ik bij deze Ton en Hennie, ik denk dat ik namens de hele groep mag spreken, hartelijk bedanken voor twee geweldige workshopavonden. We hebben veel geleerd maar ook veel plezier gehad en we zijn uiteindelijk allemaal met een zelf gebouwde hengel naar huis gegaan. Bedankt voor jullie hulp, geduld en uitermate prettige gastvrijheid. Ik zou tegen iedereen van "The Leader" willen zeggen: in februari/maart 2009 volgt de volgende workshop hengelbouw, denk er eens over na om je op te geven, het is absoluut de moeite waard!
Arne ter Mors... hengelbouwer...